Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/656

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

BELANGRIJKHEID VAN ETHNOLOGISCHE KENNIS VOOR DEN SCHILDER EN BEELDHOUWER.

 

 

"In April 1849", verhaalt gliddon, "maakte mijn vriend, Dr. boudin, op eene wandeling in den Jardin des Tuileries, mij opmerkzaam op een marmeren standbeeld, naar ik meen een Apollo, wiens beenen, gelijk hij teregt aanmerkte, die van een neger waren, terwijl het bovenste gedeelte des ligchaams zeer schoon was. Het vreemde hiervan vond zijne verklaring in de omstandigheid, dat de Parijsche beeldhouwer, zijne beurs wenschende te sparen, en voor het geld, dat hij er toe bestemd had, geen genoegzaam welgemaakten blanke kunnende vinden om hem tot "torso" te dienen, een knappen negerknecht huurde, die zich toen te Parijs bevond. Op de werkelijk schoone buste van dezen plaatste hij het verhevene hoofd van Apollo,—maar hij dacht niet aan de beenen! In October 1855 werden mij op de algemeene tentoonstelling te Parijs een paar schilderijen gewezen, vervaardigd door een Engelschen kunstenaar, en welke Spaansche onderwerpen voorstelden; zij waren onovertreffelijk wat rijkdom van kleuren en naauwkeurigheid van kostuum aanbelangt; maar, in spijt van baarden en sluijers, stelde elke man of vrouw een echte Engelsche boerenjongen of boerenvrouw voor. Zoo heb ik Chinesche gekleurde teekeningen gezien, voorstellende Engelsche officieren en dames, wandelende in den omtrek van Macaö gedurende den oorlog van 1841 tot 1842; zij waren uitnemend goed uitgevoerd, behalve dat al de oogen schuins stonden, en de Caucasische gelaatstrekken geheel in het Chineesch-Mongoolsche waren verloren gegaan." (Nott and gliddon, Indigenous Races of the Earth. Philad. 1857, pag. 607.)