Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/673

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
145
MENSCHELIJKEN LIGCHAAMS.

Tabel

Bij het onderzoek op een groot aantal geraamten is het carus gebleken, dat hoe normaler, volkomener en schooner reeds op het eerste gezigt zich de vorm van een geraamte voordoet, de opgegevene verhoudingen bij naauwkeurige meting des te volkomener daarbij worden aangetroffen, doch dat die maateenheden tevens nimmer met mathematische juistheid de verhoudingen van het geheele geraamte bepalen, maar er overal kleine, soms zeer kleine afwijkingen voorkomen, waardoor de individualiteit van juist dezen of dien vorm van het geraamte zich doet kennen, waarbij men dan altijd vindt, dat, wanneer de normale grootte naar den eenen kant overschreden wordt, de afmetingen van eene andere zijde kleiner zullen zijn. Het met zachte deelen bekleede ligchaam heeft natuurlijk iets grootere afmetingen dan het geraamte, maar daarentegen is ook de modul van het eerste, wegens de tusschen de wervelen gelegene zachte deelen, zoo veel grooter dan de modul van het ingedroogde geraamte, dat het verschil daardoor geheel vergoed wordt. Van mathematische juistheid der maten moet men bij levende organische voorwerpen afzien; bij alle metingen van het menschelijk ligchaam blijven dan ook slingeringen van ½, ¾, ja bij grootere deelen van een geheele streep over.