Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/696

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
168
HOE MEN IN HET JAAR 1618

dat heeft sy een eygen coers gehat, streckende van den Waechschael af recht op de steert van den groten Beer, gaande over de 64 graden in 18 dagen tyts, alle dagen 3 ofte 4 graden innende op haer coers van N Noordwest. Haer voorschynsel was langh 54 graed ofte meer, ende die Sterre scheen groter dan een van de vaste Sterren. Dan heeft nae d' eerste weke beginnen te minderen. Wy hebben verscheijden observatien gedaen, tot op dese dach toe, synde den 8 Decembris oude styl, ende daermede bevonden dat sy geen groot Parallaxin conde hebben, altoos minder als de Mane, doch hoe groot connen wy niet seggen. Ende ten anderen vernemen wy dat hare voorschynsel altyt gestaen heeft tegen den Son. 't Welck seer licht was te mereken op de Globus. Want wy spanden een draet van die Son af door de Comeet voortaen, ende bevonden dat het ende van den draet raekte sodanighe sterre, als 't eynde van de voorschijnsel (ofte steert) van die Comeet ons ghewesen hadde. Hier uyt blyckt, dat de Comeet hogher gestaen heeft dan de Mane; als die gheleerden sullen verstaen door den parallaxin, ende dat die voorschynsel bestaet uit die Sonnenstralen, doorschynende door het corpus van den Comeet."

Na vervolgens op eene regt populaire wijze verklaard te hebben, wat door parallaxis verstaan wordt, gaat hij met de beschrijving der komeet aldus voort:

"Laet ons wederkeren tot die Comeet, die wy op den 8 Decembris 's morgens te 2 uren ghelaten hebben op 10 gr. ende 10 minuten naby de Steert van de grote Beer staende in een rechte linie tusschen 't voorste peerdt van den wagen, ende die Scholder van Bootes. Van de welke is dit noch aan te mereken, dat se uyt gheen conjonctie ofte byeencomste van de planeten is uitgebroet. Want de planeten stonden op dien tydt verre genoeg van malkanderen, ende hadden in een wyle tyds geen byeencomste ghehouden. Men conde se allegaer sien op een nacht gaende achter malkanderen in een rije ofte cirkel, so groot als den Hemel, ende hadde wel die gelyckenisse van een processie, die men doet om een grote kercke, alwaar die voorste ende de achterste niet verre van den anderen gaen. Het was een lust om sien. Phoebus ginc voor heen als een Prins hebbende