Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/697

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
169
OVER KOMETEN DACHT EN SCHREEF.

an de eene zyde den Scorpioen, ende an den ander syde den Slangendrager. Ses en dertig treden (gradus) daer nae volchde Vrou Venus, vervolgt synde op de hacken van den Boc. Ende omtrent viertich treden veerder sach men Jupiter lustich ende vrolyck dichte by de cruycke van syn Ganymedes, daer uyt een soet lieflyc nat geschoncken wort, nae der Poëten schryven. Omtrent vier-en-twintich treden van Jupiter af quam Diana ofte Luna spelende met die Suydervissche. Ende noch hondert treden verder sach men ancomen den gryse Saturnus houdende den Stier by den cop, als oft hy hem voor den ploech wilde spannen. Ende noch styf hondert treden achter quam trotselyck antreden de felle Mars grypende den ouden Lieuw van achter by den billen. So ginck dese processie al stillekens toe, tot dat op 't leste aenquam die lange gebaerde Comeet blasende de Trompetten voor den dageratt, also dat veel luyden uyt haer bedde sprongen om te kycken met verwonderinge ende vrese, anders niet als ofter een alarm hadde gheweest. Mercurius ginck mede in de processie schuylende onder de baert van de Comeet."

Hij toont daarop met een enkel woord aan, hoe door den loop van deze komeet het gevoelen van aristoteles weerlegd wordt, die meende, dat alle kometen van het Westen naar het Oosten gaan.

Wanneer wij nu, wat mulerius hier van de komeet van 1618 zegt, vergelijken met hetgeen andere sterrekundigen van dien tijd als hunne waarneming mededeelen, dan vinden wij geen opmerkelijk verschil, dan dat hij de lengte van den staart op slechts 54 graden schat, terwijl zij gewoonlijk veel grooter en door longomontanus zelfs op 104 graden wordt bepaald.[1] Doch wij zullen ons over dat verschil minder verwonderen, als wij in aanmerking nemen, dat de schijnbare lengte van den staart voor een groot deel afhangt van de meerdere of mindere doorzigtigheid van den dampkring en niet minder van het oog des waarnemers.

Van meer belang is nog wat mulerius in het derde kapittel van

  1. Verg. stanislaus de lubienietz, Lubieniecii Rolitsii, theatrum cometicum a°. 1668, t. II, p. 417, waar de uiteenloopende lengten worden opgegeven, die door verschillende sterrekundigen aan den staart dier komeet worden toegeschreven.