Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/705

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
177
OVER KOMETEN DACHT EN SCHREEF.

„Hemel ende aen die Ghesteernten, als voorboden van die Ellende. Ende wat die Cometen aengaet, t'ghemeen ghevoel van alle volckeren ist gheweest, dat na de Cometen grote plaghe ende gemeenen straffen volgen, als aertbevingen, hoog wateren, onvruchtbaer jaren, crygh ende oorloghen, pestilentiën, sterfte van de Coningen, ende groten Potentaten, destructien van steden ende omsettinghen van Coninckrycken, ende gewalt. Dit is t' gevoelen van t' meerendeel der gheleerden sowel Heydenen als Christenen tot onsen tyden toe alst blyct uyt veel exempelen in de Historiën ghementioneert."

Uit de zoo even aangehaalde woorden zien wij, dat mulerius de kometen niet alleen beschouwt als voorboden, maar ook als medewerkende oorzaken van de rampen, die door haar worden aangekondigd; en dat hij zelfs eene poging aanwendt om het begrijpelijk te maken, langs welken weg de kometen zulk een nadeeligen invloed kunnen uitoefenen.

In de geschiedenis zelve meende men het onweerlegbaar bewijs te hebben, dat de kometen voorboden waren van de eene of andere buitengewone ramp. Als men de jaren, in welke kometen verschenen waren, naging, dan vond men telkens in dat jaar of kort daarop de eene of andere buitengewone gebeurtenis van noodlottigen aard. Bleek het dus niet uit eene reeks van voorbeelden uit de oude en nieuwe historie, dat de kometen voorboden waren, die telkens ais waarschuwende teekenen een of ander onheil aankondigden?

Mulerius volgt ook dien betoogtrant en wijst uit de geschiedenis de waarheid dezer vooronderstelling aan:

"Elice ende Buris, twee schone steden in Pelopeneso," zegt hij, "syn van Neptunus, dat is van 't hoogwater, omgebracht ende gantz vernielt ende die eene in de aerde versoncken omtrent 370 jaer voor die gheboorte Christi: voor welcke ongeluck erscheen uyten Westen die grote Comeet by aristoteles beschreven, wiens steert ofte voorschynsel was 60 graden groot. Item ongevaerlyc 225 jaren daerna syn twee treffelycke steden, Carthago ende Corinthen, van de Komeynen op een jaer verdestrueert, ende Carthago gantsch uytgheroeyt; in welcke tydt een groot Comeet scheen, niet minder dan die Son, als seneca schryft, makende sulcken licht, als oft daer geen nacht