Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/719

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
191
DE SLAGTANDEN VAN DEN OLIFANT.

erkent men, op de dwarsche doorsnede van eenen slagtand, als schijven of kringen, die scheef door elkander heenloopende, een goed kenteeken opleveren om het ivoor te onderscheiden van alle andere dierentanden, welke tot technisch gebruik dienen.

De slagtanden zijn geenszins bij alle olifanten even groot, noch hebben eene gelijke kromming. Er bestaat een ras van den Indischen olifant, muknah geheeten, met volkomen regte, loodregt naar beneden gerigte en een ander ras dahntelah genoemd, met zeer zware en groote, meer of min naar boven gekromde slagtanden. Het gewigt van den slagtand eens mannelijken olifants kan gemiddeld op 60 pond gerekend worden; doch niet zelden komen er tanden van 70 en 80 pond voor, die grootendeels aan Afrikaansche olifanten toebehoord hebben. In een oud werk, maar dat toch nog altijd veel belangrijks bevat, in de Elephantographia, door hartenfels in 1720 uitgegeven, staat eene lijst van alle toenmaals bekende slagtanden, welke zich door hunne grootte onderscheidden: de zwaarste woog 325 pond. Onze groote geleerde, p. camper, bezat een slagtand van eenen olifant van 105 pond, en zegt, dat er in zijnen tijd te Amsterdam een andere verkocht was, die 350 pond zwaar was.

Bij de wijfjes verkrijgen de slagtanden nooit zulk eene groote ontwikkeling als bij de mannetjes; zij blijven kort, maar zijn niet minder hard en van een geheel gelijk weefsel. De eerste slagtanden vallen uit bij beide geslachten, zoodra zij van 3 tot 4 duim lang geworden zijn, en worden dan door de blijvende tanden vervangen, die tot aan den dood van het dier bestaan blijven.

Opmerkelijk is het voorzeker, dat de Indische zoowel als de Afrikaansche soort, zonder uit te sterven en zelfs zonder belangrijk te verminderen, de vervolgingen verdragen heeft, waaraan zij sedert de oudste tijden blootgesteld geweest zijn. De invoer van ivoor bedroeg in 1831 en 1832, dooreengenomen, in Engeland 413,000 pond; neemt men als gemiddeld gewigt van eenen tand 60 pond aan, dan bestond de jaarlijksche invoer uit 6,900 tanden, die men door den dood van ten minste 3,450 mannelijke olifanten verkregen had. Doch inderdaad zal dat getal tusschen de 4,500 en 5,000 liggen, want menige olifant ontkomt, hoewel zwaar gewond, of zijne tanden komen niet in den