Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/725

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
197
VEENROOK EN ANDERE DROOGE NEVELS.

op vijf onderscheidene plaatsen van ons vaderland werd waargenomen, tevens met de windrigting door een pijltje is aangeduid, en hetwelk uit

Tabel

de verzamelde aanteekeningen op het Meteorologisch Observatorium alhier door Dr. krecke is zamengesteld, blijkt, dat reeds den 7den, dus den volgenden dag, zich de veenrook te Utrecht vertoonde; iets later, toen de wind meer oostelijk geworden was, dreef de rook over Leeuwarden naar den Helder, en dit hield aan tot aan den 15den, toen de wind keerde en noordwestelijk werd, ten gevolge waarvan de rook, die over het noordelijk gedeelte van ons vaderland getrokken was en vermoedelijk reeds eenen grooten afstand over de zee had afgelegd, werd teruggedreven en zoo den 16den weder Utrecht en iets later bij weste-wind ook Nijmegen bereikte.

Hieruit blijkt reeds, dat de veenrook uitgestrekte, gewoonlijk langs den grond drijvende wolken of banken vormt, die tijdelijk over eene zekere streek hangen of liever heenstrijken. Soms kan men zelfs zulk eene rookbank, die door den luchtstroom wordt medegevoerd, in de verte zien aankomen en later zich weder verwijderen.