Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/727

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
199
VEENROOK EN ANDERE DROOGE NEVELS.

Doch de veenrook in Mei 1857 verdient wel, dat wij er nog een oogenblik langer bij stilstaan. Wij zagen hoe hij op den 6den begonnen, met noordooste- en ooste-winden zich over ons land uitbreidde, om vervolgens met noordwesten- en westen-wind den terugweg aan te nemen, waarbij een deel van de over de noordelijke provinciën naar de Noordzee gewaaide rook weder over de provinciën Utrecht en Gelderland naar de Duitsche grenzen werd terug gedreven. Hieraan sluiten zich nu de mededeelingen van prestel, die de berigten over zijne verspreiding in Duitschland heeft verzameld. Terwijl wij gedurende het overige dier maand van dien onaangenamen bezoeker verschoond bleven, vertoonde hij zich den 16den en volgende dagen te Hannover, Munster, Keulen, Bonn, Frankfort; reeds den 17den was hij tot Weenen doorgedrongen, den 18den tot Dresden en den 19den tot Krakau.

Prestel heeft deze verspreiding graphisch voorgesteld. Wij hebben in die voorstelling de hier te lande verrigte waarnemingen opgenomen en zoo is het bijgevoegde kaartje ontstaan, waarin de hooge veenen door eene zwarte tint zijn aangeduid, terwijl de geheele oppervlakte van dat gedeelte van Europa, waarover, volgens ingekomen berigten gedurende Mei 1857, de rook is heen gestreken, ligter gekleurd is. Alleenlijk houde men daarbij wel in het oog, dat,

Nevel op de kaart getekend