Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/734

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

DE KOLIBRI'S IN MEXICO;

DOOR

M.H. DE SAUSSURE[1].

 

 

De reiziger, die voor het eerst op de gelukkige oevers der keerkringsgewesten aanlandt, gevoelt zich als overstelpt door gewaarwordingen, welke hij ter naauwernood in woorden vermag uit te drukken. Die met bloemen bedekte velden, die weelderige plantengroei, waarvan het rijke groen de stralen der schitterende zon weerkaatst, die vogels met hun prachtig gevederte, die levendig gekleurde insekten; — in één woord, die geheel nieuwe en verwonderlijke natuur brengt hem in eene verrukking als vertoonde zich een tooverland aan zijne oogen. Zijne oplettendheid, verdeeld over duizend verschillende voorwerpen, die hem treffen en tevens verheugen, heeft aanvankelijk geen tijd om zich op een hunner te vestigen. Eerst nadat de eerste zinsverbijstering voorbij is, herkrijgt hij de noodige kalmte om eene natuur te beschouwen, waarvan de minste bijzonderheden zijne nieuwsgierigheid prikkelen en tot zijne verbeelding spreken.

Een der wonderen, welke hem reeds dadelijk met verbazing vervult, is de menigte van vliegende smaragden, van bloem tot bloem fladderende, gestadig in beweging, slechts even stil houdende om het oogenblik daarop met de snelheid eens pijls weder voort te gaan, elke plant slechts aanrakende en rondom de met bloemen bedekte boomen eene kroon vormende van schitterende edelgesteenten.

Bij mijne eerste schreden in de savannen van Jamaica zag ik een groen gekleurd, snel vliegend insekt, herhaaldelijk tusschen de losse takjes van eene struik door glijden. Ik was verbaasd over de behendigheid, waarmede het telkens aan de slagen van mijn net wist te ontkomen, en, hoe groot was mijne verwondering, toen, het mij einde-

  1. De lezers van ons Album zullen zich nog wel het in den vorigen jaargang geplaatste opstel van den zelfden schrijver over de Spechten in Mexico herinneren. Wij meenen hun geen ondienst te doen met ook dat over de levenswijze der Kolibri's hier over te nemen, waarvan het oorspronkelijke door den reiziger geplaatst is in de Bibliothèque universelle de Génève 1858, No. 9, p. 14.