Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/738

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
210
DE KOLIBRI'S IN MEXICO.

het geluid, dat door het over elkander glijden van twee fleuretten ontstaat. Voordat de koude invalt verhuizen zij en zoeken een klimaat op, waar de winter tot lente wordt. Echter verheffen zij zich op de bergen tot tamelijk groote hoogten. De reiziger bourcier vond er op den bodem van den krater van den Pichincha. Hierbij moet men echter niet vergeten, dat de kraters altijd warme en tegen den wind beschutte plaatsen zijn. Ik kan er echter bijvoegen, dat ik zelf eene soort, namelijk Calothorax lucifer, in de Sierra de Cuernavaca, op eene hoogte van meer dan 9500 voeten, geschoten heb.

Men kan het als een onbetwistbaar feit aanmerken, dat de Kolibri's zich met kleine insekten voeden. Echter is het ook waar, dat deze vogels zeer belust zijn op den nectar der bloemen, en men mag het voor waarschijnlijk houden, dat ook deze voor een deel in hunne voeding voorziet. Dat dit werkelijk zoo is, mag men reeds daaruit besluiten, dat men gevangen Kolibri's maanden lang met honig en andere suikerachtige stoffen kan in het leven houden, iets wat bezwaarlijk zoude kunnen geschieden, indien deze vogels in den natuurstaat alleen van insekten leefden.

Gedurende mijn verblijf in de hoofdstad van Mexico had een mijner bekenden in eene kooi een groot aantal dezer waarlijk bekoorlijke vogeltjes verzameld, welker heerlijke kleuren en bevallige en tevens zonderlinge bewegingen ons vaak eene aangename tijdverpozing verschaften.

Toen nog niet wetende, dat men hen met honig voeden kan, hadden wij geen ander middel om hen voor den hongerdood te bewaren, dan hun een glas met suikerwater te geven, hetwelk met een bouquet bloemen bedekt was, om hen aan te lokken. Onze vogeltjes werden werkelijk daardoor geheel misleid; zij kwamen boven de bloemen zweven en schoten hunne tongen in de tusschenruimten der bloemen tot in het suikerwater. Vermoedelijk meenden zij, dat zij werkelijk dien nectar uit de bloemenkelken putteden. Ongelukkiglijk is niets teederder dan deze kleine wezens; een weinig rook, bedorven lucht, de minste koude doen hen dood nederstorten. Ook verloren wij van den achtsten dag af onze gevangenen de eene voor, de andere na. Ik geloof echter, dat de aard van het hun aangeboden voedsel voor een groot deel als de oorzaak van dien ontijdigen dood te beschouwen is, want de planten bragten in het suikerwater verschillende stoffen, waardoor het