Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/741

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
213
DE KOLIBRI'S IN MEXICO.

gelheid en strijdlustigheid voldoende ter verklaring dezer zucht tot dooden en vernielen; zij hebben zulks gemeen met vele andere dieren van kleine gestalte, b.v. met honden, die tot een klein ras behooren; zij zijn des te onbeschaamder, naar mate zij klein en zwak zijn; alles wat zich om hen heen beweegt hindert hen; zij zoeken gestadig andere vliegende dieren met hunnen snavel te pikken; onderling zijn zij onophoudelijk in strijd, en zelfs schromen zij niet tamelijk groote vogels aan te vallen, en dat alles doen zij geheel straffeloos, zonder dat de dieren, die door hen getergd en geplaagd worden, zich daarover wreken; alles buigt voor hen; de andere vogels nemen voor hen de wijk; men zoude zeggen, dat men hun, die alleen bestemd zijn om te schitteren op de bloembedden, als echte bedorven kinderen der natuur, alleen om hunne schoonheid al de grillen vergeeft, die ligt aan anderen ten kwade zouden geduid worden.

De redenen, waarom zij aan een groot aantal dieren eenen naar het schijnt onverzoenlijken haat gezworen hebben, ofschoon soms welligt uiterst nietig, hebben toch ook dikwerf eenen nuttigen grond. Zoo b.v. staan de spinnen bij hen in een zeer slechten reuk, hetgeen wel daarvan mag komen, dat zij somwijlen in hunne webben verward geraken of dat deze hun althans hinderlijk zijn, omdat het rag zich aan hunne vleugels hecht en zoo het vliegen moeijelijker maakt. Naauwelijks ontwaart dan ook eene Kolibri eene spin in haar web, of zij schiet er op toe. De snelheid der beweging is zoo groot, dat het niet mogelijk is waartenemen wat er eigenlijk gebeurt, maar in een oogwenk is de spin verdwenen, hetzij dan dat de vogel haar met zijn snavel doorboord, of dat hij haar met zijne kaken gegrepen en uit haar web heeft gerukt. Zonder eenigen twijfel verslinden de Kolibri's kleine spinnen, doch het zoude hun volstrekt onmogelijk zijn de groeten doortezwelgen; het is derhalve eene bepaalde vijandelijke gezindheid, die hen tot den aanval op dezen drijft. De billijkheid vordert echter, dat wij er bijvoegen, dat de spinnen op hare beurt het hun op eene duchtige wijze betaald zetten, want de grootsten onder haar vangen de Kolibri's, en, terwijl zij hen verslinden, wreken zij op hen en hunne jongen het bloed en de vernedering van het geheele geslacht.

Maar zulke betrekkelijk kleine wezens zijn voor onze vogels toch nog geenszins de gevaarlijkste vijanden; zij hebben er, die vrij wat