Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/75

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 
 

 

Wie onzer lezers kent den Kameleon niet,—althans bij naam? Wie hunner heeft nimmer gehoord van zijne zonderlinge kleursveranderingen, waardoor hij het symbool is geworden van den man, die beurtelings de kleuren van alle partijen draagt, al naar gelang, dat zijn eigenbelang het meebrengt?

En toch is dit vermogen tot kleursverandering geenszins de meest opmerkelijke bijzonderheid in dit dier, dat nog in velerlei andere opzigten een der zonderlingste schepselen is, die op aarde leven.

Zelfs zijn naam is reeds een taalkundig raadsel. Die naam (in het Grieksch Χαμαιλέων, van waar het Latijnsche Chamaeleon) beteekent letterlijk «een kleine leeuw ", en nu vraag ik aan elk die de afbeelding op de hierbij gevoegde plaat (fig. 1) beschouwt: of hij in het daar levensgroot voorgestelde dier iets leeuwachtigs kan vinden? Er zijn er trouwens geweest, die meenden, dat men eigenlijk lezen moest »kameel-leeuw." Doch daarmede wordt de zaak eer erger dan beter.

Liever dan ons te verdiepen in de trouwens, naar het schijnt, tamelijk wanhopige poging om den naamsoorsprong te ontwarren, willen wij het dier zelf eenigzins van naderbij in oogenschouw nemen, waarbij het ons weldra blijken zal, dat de Kameleon, hoe afwijkend ook in gedaante en maaksel van alle andere dieren, toch de groote waarheid bevestigt, dat elk schepsel juist zoo bewerktuigd is, als zijne bijzondere levenswijze en behoeften vorderen.