Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/753

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

HET MELKSAP DER PLANTEN,

DOOR

N.W.P. RAUWENHOFF.

 

 

Het is algemeen bekend, dat wanneer men in sommige planten eene insnijding maakt, een troebel vocht uit de snede te voorschijn komt, hetgeen weldra de snede geheel bedekt en somwijlen zelfs druppelsgewijze afvloeit. Wie weet niet, dat er uit de Wolfs- of Heksenmelksoorten, die bij ons langs wegen en op weilanden tamelijk algemeen voorkomen, eene witte melk vloeit, zoodra men blad of stengel afbreekt? Wie heeft zich niet meermalen verwonderd over het oranjegele vocht, dat zich evenzoo ontlast uit de Stinkende Gouwe (Ghelidonium Majus L), een onkruid, dat veelvuldig langs akkers en wegen wordt gevonden? Wie kent ook hetzelfde verschijnsel niet bij den Moerbezieboom?

Zulk een melkachtig troebel vocht vertoont zich bij onderscheiden andere gewassen, zoodra men ze wondt. Onder de inlandsche, algemeen bekende planten noem ik daarvan alleen nog de Kropsalade en de Paardebloem of Molsalade, verder de Suikerij (Cichorium Intybus) en Endijvie, die allen in het loof, maar vooral in den wortel, rijkelijk van melksap voorzien zijn.

In de keerkringsgewesten vindt men echter een grooter aantal planten met melkvocht, en gelijk alle verschijnselen van het plantenrijk aldaar op grooter schaal zich vertoonen dan in de gematigde luchtstreek, zoo ook hiermede. Terwijl wij uit onze planten gewoonlijk slechts eenige weinige droppelen van dat vocht zien uittreden, verzamelt men aldaar groote hoeveelheden melksap, hetzij omdat de boomen en struiken rijker daaraan zijn, hetzij, zoo als anderen meenen, omdat de