dat het melksap meer is dan een bloot afscheidingsproduct. Ik zou op grond daarvan zelfs durven vragen, of het niet somwijlen de rol van bewaarplaats van voedsel kan vervullen, tot welke meening het voorkomen van zetmeel in de melksapvaten der Euphorbia's mij ook aanleiding schijnt te geven.
Ik ben genaderd tot het tweede gedeelte van dit opstel, waarin het plantaardig melkvocht beschouwd zal worden in zijne betrekking tot den mensch.
Wanneer men nu eenigzins nader met de melksappen kennis maakt, dan staat men verbaasd over de groote verscheidenheid, welke het plantenrijk in deze schijnbaar gelijksoortige stoffe vertoont. In de uitwendige kenmerken van het vocht en ten opzigte van het deel der plant, waarin het voorkomt, moge eene vrij groote overeenstemming heerschen,—in de eigenschappen van het melksap en in de werkingen, die het op het dierlijk organisme uitoefent, vindt men zoo groote verschillen, dat het noodzakelijk is om de melksappen in meerdere soorten te onderscheiden.
De meesten hunner laten zich, uit dit oogpunt beschouwd, onder drie groepen vereenigen. De eerste soort heeft eenige overeenkomst met dierlijke melk; het sap is onschadelijk, somwijlen voedzaam. De tweede groep bevat de vreeselijkste vergiften, terwijl de derde, die in hare toepassing voor den mensch de belangrijkste mag heeten, de caoutchouc en daarmede overeenkomstige stoffen oplevert.
Zeker schrijver heeft de opmerking gemaakt, dat men evenzoo drie plantenfamiliën kan onderscheiden, die voornamelijk uitmunten door rijkdom aan melksap[1] en hiervoor is misschien iets te zeggen. Doch men zou zich stellig bedriegen, wanneer men meende, dat uit de
- ↑ Namelijk de familiën der Euphorbiaceën, Urticeën en Apocyneën. Werkelijk is een groot aantal der meest bekende melkvochten van planten uit die familiën afkomstig. Doch er zijn ook andere familiën, zooals de Cichoraceën en Papaveraceën, die men niet vergeten mag, en die in belangrijke melkgevende planten voor de Apocyneën waarschijnlijk niet onderdoen.