Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/808

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
280
ALEXANDER VON HUMBOLDT.

ren vertrouwelijk had omgegaan, gaf later van zijn karakter deze getuigenis: "De in het oog vallende trekken van zijn beminnenswaardig karakter waren eene bijna onbegrensde goedheid, eene welwillende en weldadig voorkomende, onbaatzuchtige geneigdheid om iedereen genoegen te doen, een warm gevoel voor vriendschap en natuur, zonder eenige aanmatiging, eene eenvoudigheid en openheid in zijn geheele wezen, eene altijd levendige en onderhoudende gave van mededeeling, een vrolijke, humoristische, soms wel eens wat schalkachachtige luim!—de trekken, die hem in latere jaren van dienst waren om wilde en ruwe menschen, onder welke hij lang verkeerde, tam te maken en hunne toegenegenheid te winnen, maar om in de beschaafde wereld overal bewondering en deelneming te wekken, — deze trekken verwierven hem reeds gedurende zijne studiejaren te Freiberg de algemeene liefde en toegenegenheid. Slechts tegen ruwheid, onregtvaardigheid en hardheid kon hij vertoornd en heftig, tegen sentimentaliteit en gemaaktheid kon hij bitter, tegen slapheid (Breiigkeit des Gemüths zooals hij het noemde) en tegen pedanterie kon hij ongeduldig worden.

Hoewel humboldt reeds den hoogen ouderdom van zesenzeventig jaren bereikt had, toen het eerste deel van den Kosmos in het licht verscheen, had hij nog het geluk dit werk bijna te kunnen voltooijen. Want van het laatste deel, hetwelk nog verwacht wordt, moet het grootste gedeelte reeds bewerkt en althans al de stof verzameld zijn. Maar behalve de bewerking van den Kosmos, was hij nog met anderen arbeid bezig. Zoo bezorgde hij onder anderen de uitgave van de "Sammtlichen Werke" van zijnen broeder wilhelm, te Berlijn van 1841—52 in zeven deelen uitgegeven. Hij was verder lid van de akademische kommissie, welke de uitgave van de werken van frederik den groote bestuurde. Bovendien verschenen van hem nog eenige akademische verhandelingen in het licht. Voegen wij daarbij zijne bemoeijingen in elk vak van de wetenschap der natuur, zijne veelvuldige betrekkingen met geleerde natuuronderzoekers uit alle landen, zijne onbegrijpelijk uitgestrekte briefwisseling, dan zullen wij ons kunnen overtuigen, dat zijn hooge ouderdom voor hem geen rusttijd was.