Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/812

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
284
DE MOL EN ZIJN ONDERAARDSCH HUIS.

Hoewel de mol meer dan 1000 jaren lang bekend is, heeft men toch eerst sedert ruim 30 jaren geleden gezien, dat er in het zuiden van Europa eene afwijkende soort leeft, de zoogenaamde blinde mol, Talpa caeca, die echter ook niet blind is, maar slechts zeer kleine, niet voor verwijding vatbare gaatjes heeft in de dunne huid, die zijne oogen bedekt. Ook in het oosten van Azië leven, volgens blasius, twee andere soorten, de Talpa wogura in Japan, en de Talpa micrura in Nepal. De gewone mol leeft in het midden en het noorden van Europa, zelfs in Siberië tot aan de oevers van de Lena. In Schotland vindt men den mol slechts in het zuidelijke gedeelte, maar in Ierland, op de Orkneys en op Shetland heeft men nog geen mol aangetroffen. In Zweden leeft hij zelfs tot aan het Dovregebergte, en in Rusland tot aan de oevers van de Dwina. De zuidelijke grens van den mol in Europa is de Alpenketen.

De mol houdt zich bij voorkeur op in vette, losse aarde; in een bodem, die vochtig genoeg is om hem genoegzamen voorraad van zijn voornaamste voedsel, regenwormen, te verschaffen, en die toch niet te veel water bevat om hem in gevaar te brengen van in zijn hol of in zijne loopgraven te verdrinken, of hem hinderlijk te zijn in zijnen onderaardschen arbeid. Vóór dat het winter wordt, of wel als zijne jagtvelden overstroomd worden, verlaat hij niet zelden zijne woonplaats, om die onder gunstiger omstandigheden weder op te zoeken.

Van al onze inlandsche dieren, die in de aarde wonen, maakt de mol zekerlijk de kunstigste en meest zamengestelde gangen, en die kunstige loopgraven moet hij niet slechts aanleggen om in staat te zijn van voldoening te verschaffen aan zijn onverzadelijken eetlust, maar ook om veilig te zijn voor gevaren van allerlei aard, die hem bedreigen. Het kunstigste van al zijne werken is evenwel dat gedeelte wat zijn leger of zijn hol genoemd mag worden. Wij willen trachten dat leger en die gangen wat nader te beschrijven.

Meestal is de plaats, waar het leger is, van buiten moeijelijk te herkennen, het is gewoonlijk onder boomwortelen, onder een muur enz. aangelegd. Veeltijds is het vrij ver van zijn gewoon jagtveld verwijderd, en altijd is het met dat jagtveld verbonden door een vrij langen, gewoonlijk regt loopenden loopgang. Als de eigenlijke woning