Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/876

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
348
DE TWEE GEWIGTIGSTE NEDERLANDSCHE

er ook een te maken, blijkt verder nog uit eenen brief van den Sisten Augustus 1609, geschreven door lorenzo pignoria aan paolo gualdo en te vinden in de Lettere d'Uomini illustri, waarin gezegd wordt: "dat galilei duizend gulden, gedurende zijn leven, had verkregen, gelijk men verhaalde, voor een oogglas (occhiale), gelijk aan dat, hetwelk uit Vlaanderen aan den kardinaal borghese was gezonden."

Of nu onder Vlaanderen ook Zeeland verstaan werd, hebben wij hier niet te onderzoeken. Genoeg is het te weten, dat, toen galilei begon verrekijkers te vervaardigen, reeds meer dan een zoodanig werktuig, hetzij van lippershey zelven afkomstig of door eenen anderen naar den zijnen nagemaakt, aan galilei onder de oogen hebben kunnen komen, en dat het althans zeker is, dat de tien maanden vroeger gedane uitvinding hem ter oore gekomen was, voordat hij zelf eenen verrekijker tot stand bragt. Of galilei eenen verrekijker van lippershey als model heeft gebruikt, laat zich niet beslissen, omdat hiertoe geene zoo stellige gronden aanwezig zijn, als wij later zullen aanvoeren ten bewijze, dat voor galilei's eerste mikroskoop dat eens Nederlanders tot model heeft gediend. Trouwens de mogelijkheid, dat een zoo uitstekend natuurkundige als galilei inderdaad was, door eigen nadenken en proefneming het geheim der uitvinding zoude ontdekt hebben, ook zonder dat hij zulk een werktuig zelf gezien en onderzocht had, willen wij geenszins betwisten. Doch men zal toch moeten erkennen, dat, indien men alle omstandigheden en den geheelen loop der zaak wèl overweegt, er eenige waarschijnlijkheid bestaat, dat galilei daarvan iets meer zal gezien of gehoord hebben, dan zijne levensbeschrijvers, trouwens op grond zijner eigene gezegden, ons willen doen gelooven[1].

Ook was galilei niet de eenige, die omstreeks dezen tijd in Italië kijkers vervaardigde. Gelijk wij zagen, hield ook sirturus zich daarmede bezig en de reeds boven vermelde fuchs ontving een zoodanig

  1. Omtrent de aanspraken van fontana op de uitvinding, zoowel van den verrekijker als van het mikroskoop, aanspraken zoo weinig gegrond, dat zij zelfs bij zijne eigene landgenooten volstrekt geene ondersteuning vinden, meen ik hier het stilzwijgen te mogen bewaren.