Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/894

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
362
DE TWEE GEWIGTIGSTE NEDERLANDSCHE

natuurkundige kennis praktische vaardigheid in het maken der voor zijne onderzoekingen noodige werktuigen paarde, voor de uitvinder van het mikroskoop door.

Eindelijk, even als voor den verrekijker, hebben ook de levensbeschrijvers van galilei diens regten op de uitvinding van het mikroskoop trachten te bewijzen.

Wat drebbel aangaat, zoo is het thans gemakkelijk te verklaren, hoe velen en onder dezen zelfs een peiresc en een huygens hem aanvankelijk voor den uitvinder konden houden. Drebbel maakte namelijk, tijdens zijn tweede verblijf in Engeland, het van hans en zacharias janssen afkomstige mikroskoop, dat boreel bij hem zag, na, en verscheidene zulke door hem vervaardigde mikroskopen zijn in Europa verbreid geworden. Geen wonder derhalve, dat de naam van de nederige werklieden, die de ware uitvinders waren, tijdelijk plaats maakte voor dien van den Koninklijken Mathematicus. Het is de pligt en het regt der geschiedenis, aan zulke geusurpeerde reputatiën een einde te maken. Drebbel schijnt het talent gehad te hebben om aan zijne tijdgenooten diets te maken, dat hij een groot geleerde en kenner van natuurgeheimen was. Hij bereikte dit doel voornamelijk door zich in eenen mystischen nevel te hullen. De weinige schriften, die hij heeft nagelaten, geven daarvan het bewijs. Maar wanneer men dien nevel wegblaast en den persoon van drebbel alleen beschouwt in het licht der ware wetenschap, die geene geheimzinnigheid kent, dan vertoont hij zich als een man, wien het meer om den schijn dan om het wezen der geleerdheid te doen was, die welligt eenige vóór hem niet bekende natuurgeheimen ontdekt heeft, maar er behagen in schepte daarover te spreken in eene taal, waardoor zij op nieuw in een geheimvol duister werden gedompeld; als een man eindelijk, wiens naam, wel verre van in gelijken adem te mogen genoemd worden met dien zijner beroemde tijdgenooten keppler en galilei, ook nog achtergesteld moet worden bij dien van verscheidene zijner toen levende landgenooten, zoo als adriaan metius, simon stevin, willebrord snellius en anderen.

Dat drebbel het mikroskoop, hetwelk boreel in 1619 bij hem zag, namaakte, blijkt vooral uit eene merkwaardige reeks van brieven,