Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/91

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 
 

 

Het toepassen van de grootsche wetten der natuur tot nut der menschheid is de opgave dezer eeuw: niet minder belangrijk is die toepassing tot ons gemak en ons genoegen. Onze spelen komen te rade bij de kansrekening en bij de leer der combinatiën, bij de meetkunde van ligging of bij de leer der beweging: maar juist daardoor ook, zoo als genoeg bekend is, hebben zij die wetenschappen zelve doen ontwikkelen. Zoo is het knikkeren, het kolf- en het billardspel op de leer der botsing gegrond, en wel het laatste onder de meest gunstige omstandigheden; bij eene beschouwing daarvan zullen wij natuurverschijnselen, die anders vrij zamengesteld zijn in hunnen oorsprong, zich zien ontwikkelen in ons bekende vormen. De oorzaken van den verschillenden loop der ballen na te gaan, zoowel als de leer der wrijving en der botsing op dien loop toe te passen en deze uitkomsten aan de ondervinding te toetsen,—ziedaar een onderwerp, dat zeker in dit tijdschrift niet misplaatst is, en belangrijke uitkomsten kan opleveren, ook zonder in hoogere wetenschappelijke bespiegelingen te vervallen.

Het is hier niet noodig, eene lofrede op het billardspel te houden: alleen zij opgemerkt, dat het geacht wordt voor het ligchaam eene even nuttige en edele uitspanning en inspanning te zijn, als het schaakspel voor den geest: vandaar dat beide tot de edele spelen worden gerekend. Het billardspel, naar het schijnt ongeveer drie eeuwen oud, is vooral van aard veranderd, sedert mingaud den top der Queue met een stukje leder of kurk voorzag, en daardoor den excentrischen stoot invoerde, waardoor alleen het mogelijk werd, aan den bal die bijzondere bewegingen mede te deelen, welke aan dit spel juist het