Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/937

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.


 

Over het zuigen van slangen aan de uijers der koeijen heeft de heer lamare-picquot verscheidene mededeelingen gedaan aan de Académie des Sciences ten doel hebbende te betoogen, dat hetgeen daarvan verhaald is geenszins moet geacht worden een ongegrond volksvooroordeel te zijn. Die mededeelingen zijn door de commissie, in wier handen zij gesteld waren, bestreden, vooral op grond, dat de slangen het vermogen missen een luchtledig in haren mond te vormen, en de plaatsing en rigting harer tanden niet zouden toelaten den eenmaal met den mond gevatten en door dezen naauw omsloten uijer wederom los te laten. In de zitting van den 15 November is nu eene nieuwe mededeeling gelezen van den heer lamare-picquot over Coluber Korros, eene slangensoort, door de Hindoe's Demnha genaamd, en van welke de laatsten beweren, dat zij de gewoonte bezit aan koeijen te zuigen. Volgens l.-p. zijn de longen dezer slang zóó ingerigt, dat zij zich zeer sterk kunnen uitzetten; bovendien kan de holte, waarin zich de longen bevinden, door de werking der spieren zeer verwijd worden, en verwijdt zich ook werkelijk alzoo bij sommige gelegenheden, b.v. wanneer men het dier plaagt en het toornig wordt. Aldus het vermogen bezittende om sterk in te ademen, is er, om te kunnen zuigen, niets meer noodig, dan dat de slang ook het uiteinde van den tepel naauw genoeg kunne omvatten, zoodat aan de buitenlucht geen toegang verleend wordt. Zoo de slang den geheelen uijer in haren mond moest nemen, zouden zeker hare tanden in het weefsel van dat deel dringen en misschien niet weder los kunnen geraken; maar de kaken van Coluber Korros zijn van voren van slechts weinig tanden voorzien en, volgens l.-p., bewijst niets, dat zij het uiteinde van den tepel, zonder dien te kwetsen, niet zouden kunnen aanvatten en stevig genoeg omgeven, om, ten gevolge van de werking der longen, de melk in den mond te doen loopen. (Compt. rend. T XLVII, p. 794.)

D. L.
 

Wederstand van holle glazen bollen en cylinders tegen uitwendige drukking. In 1857 had Fairbairn aan de British Association zijne proefnemingen medegedeeld over den wederstand van geslagen ijzeren buizen tegen uitwendige drukking. Deze hadden tot eenige nieuwe en belangrijke uitkomsten geleid, welke het wenschelijk maakten om ze ook nog uit te strekken tot een veel