Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/945

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.


 

Geluidgevende visschen.—Bij de geluiden, welke visschen van zich geven ten gevolge van de beweging of het tegen elkander wrijven van harde deelen (vgl. Bijblad 1857, bl. 75), voegt dufossé nog andere, welke veroorzaakt worden door spiertrillingen, die medegedeeld worden aan een klankgevend ligchaam. Zekere visschen namelijk (uit de geslachten Peristedion, Lyra, Hippocampus) kunnen eenige spieren van hun ligchaam in trilling brengen, aan welke spieren een gedeelte van de wanden der zwemblaas door bindweefsel zijn vastgehecht; deze blaas ontvangt de trillingen dier spieren, vermenigvuldigt ze en geeft aan de ontstaande geluiden de noodige kracht om ook de omringende middenstof in trilling te brengen. (Comptes rendus, Tom. XLVII.pag. 916).

D. L.
 

Generatio spontanea. - In de zitting van 3 Januarij 1859 van de Académie des Sciences is uitvoerig besproken eene mémoire van den heer pouchet te Rouën, welke de verdediging der generatio spontanea ten doel heeft. Daar het misschien voor 't laatst is, dat de generatio spontanea of aequivoca het onderwerp eener ernstige discussie in een geleerd genootschap uitmaakt, ener toch nog bij velen eenige neiging schijnt te bestaan om haar niet alle geloof te weigeren, zoo zal eene eenigzins volledige, schoon zooveel mogelijk gecondenseerde vermelding van het bij die gelegenheid besprokene hier niet misplaatst zijn.

De proefneming, waarop pouchet zich beroept, is kortelijk deze. Eene zekere hoeveelheid hooi wordt - na alvorens gedurende een half uur verhit te zijn geweest in eene droogstoof, welker temperatuur tot 100° was gebragt, - gebragt in gekookt, aan de gemeenschap met de dampkringslucht onttrokken en met zuivere zuurstof in aanraking gebragt water. Deze infusie wordt behoorlijk afgesloten, en .... na verloop van eenige dagen ontwikkelen er zich infusoriën in. Daarom, dus meent p., moet hier eene generatio spontanea plaats grijpen, want de in het hooi en het water mogelijkerwijs bevatte kiemen hebben door de verhitting alle levensvatbaarheid verloren, en in de kunstmatig bereide zuurstof zijn dergelijke kiemen niet voorhanden