Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/983

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
63
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

doende is, om te voorzien in hetgeen het ligchaam verliest, of dit laatste te boven gaat; in dit geval wordt de gezondheid geschokt. Het gebruik van alcohol, zelfs het matigste, kan derhalve noch absoluut verworpen, noch absoluut aanbevolen worden. De arbeider, die geen brood en vleesch genoeg heeft, om zich behoorlijk te voeden, vindt in den alcohol een middel, dal hem in staat stelt, eene zekere mate voedingsmiddelen te ontberen, en toch zijne ligchaamskracht en gewigt te behouden [?]. Door deze onderzoekingen van hammond worden de door böcker verkregene resultaten in de hoofdzaak bekrachtigd.

De physiologische werking van den tabak laat, volgens hammond, zich aldus zamenvatten: 1) de tabak maakt geene verandering in de hoeveelheid van het uitgeademde koolzuur;—2) hij vermindert de hoeveelheid van het uitgeademde water;—5) hij brengt eveneens vermindering in de hoeveelheid der faeces, der urine en in de daarin vervatte pisstof en chloor;—4) hij vermeerdert de hoeveelheid vrije zuren, het piszuur alsmede het phosphor- en zwavelzuur, die met de urine worden uitgescheiden. Wanneer de hoeveelheid der voeding toereikend is, dan brengt de tabak eene vermeerdering van het gewigt te weeg; is echter de voeding niet voldoende en verliest het ligchaam daardoor in gewigt, dan wordt dat verlies door den tabak beperkt. (Archiv d. Vereins f. gemeinsch. Arbeiten III. Hft. 4.)

A. C. 
 

Over menschen met staarten.—Dezer dagen werd in eene vergadering van geneeskundigen alhier een jong kind vertoond, dat heette voorzien te zijn van een staart. Bij onderzoek bleek echter, dat bij gedacht, kind geen spraak kon zijn van een eigenlijken staart, in den ontleedkundigen zin des woords, maar alleen van een verlengsel der huid, boven de streek van het staartbeen, dat eenigermate de gedaante vertoonde van een varkensstaart.

Bij die gelegenheid herinnerde zich ref. de rede over staartmenschen, die Professor schaaffhausen ten vorigen jare, te Bonn, heeft gehouden ter gelegenheid eener vergadering der "Niederrheinischen Geselllschaft." Spreker deelde toen eenige aanteekeningen mede over het vermoedelijk bestaan van menschen met staarten, die niet alleen onder de fabelen van plinius behooren, maar wier bestaan ook in de middeleeuwen algemeen geloof vond, en waarvan ook thans nog van tijd tot tijd in de Couranten wordt melding gemaakt. De ouden plaatsten die staartmenschen in Indië, terwijl zij later gezegd werden op het eiland Formosa, in Zuid-Amerika, in Abyssinie en elders zich te bevinden. Niet alleen columbus verkeerde altijd in de meening, dat hij de eilanden van Marco-Polo bewoond zou moeten vinden door menschen met staarten, maar