Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/982

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
62
ALBUM DER NATUUR.

Men bezigt dus bij voorkeur gedestilleerd water voor deze proefnemingen, en het geringe geleidingsvermogen van een kolom dezer vloeistof, gevoegd bij de tusschenplaatsing van een poreusen wand, maakt, dat men een gevoeligen, langdradigen rheoskoop noodig heeft om deze stroomen bemerkbaar te maken (Q. gebruikte o.a. een van 33000 windingen), al is ook de op deze wijze ontstaande elektromotorische kracht, gelijk Q. door metingen heeft aangetoond, vrij aanzienlijk. Hij heeft ook gevonden, dat die kracht onafhankelijk is van de grootte en dikte van den tusschenwand en ook van de hoeveelheid vocht, in een gegeven tijddoor dien wand geperst, maar alleen van de drukking, waardoor deze vochtverplaatsing wordt teweeg gebragt.

Vertoont zich op deze wijze eene merkwaardige overeenstemming of zoo men wil wederkeerigheid van deze wetten met die, waaraan het boven eerst aangewezen verschijnsel onderworpen is, toch zou het onzes inziens kunnen zijn, dat beide verschijnselen slechts uiterlijk en niet innerlijk met elkander in verband stonden, dat althans dit innerlijk verband zeer moeijelijk zou zijn te bewijzen. Want het is bekend, dat twee gelijkaardige elektroden dan alleen bij hunne indompeling in eenig vocht geen stroom opwekken, wanneer dit vocht mede volkomen homogeen is. Dit nu is niet het geval, zoodra het eene deel van dit vocht door mechanische drukking is zamengeperst, en het zou dus kunnen zijn, dat de stroomopwekking met de doorvoering van het vocht door den wand slechts in toevallig en volstrekt niet in oorzakelijk verband stond.

Ln. 
 

De werkingen van den alcohol en den tabak op het menschelijk organisme, volgens de nieuwste desbetreffende onderzoekingen.—Dr. w. hammond, een adsistent heelmeester in de Vereenigde Staten, heeft eene reeks van onderzoekingen met bovengenoemde zelfstandigheden bewerkstelligd, en kwam daarbij tot de volgende resultaten. Ten opzigte der werking van den alcohol kan men in 't algemeen zeggen, dat het gebruik er van eene vermeerdering te weeg brengt in het gewigt van het ligchaam, en wel door vertraging der stofwisseling, bevordering van de nieuwe vorming en beperking der vetconsumtie. Vaste werkingen van het gebruik van alcohol zijn: 1) de hoeveelheid van het ingeademde koolzuur en het uitgeademde water wordt verminderd;—2) de hoeveelheid der drekstoffen zoowel als der urine wordt geringer;—3) de hoeveelheid pisstof, chloor, phosphor- en zwavelzuur wordt eveneens verminderd. Deze werkingen veroorzaken een onveranderd blijven van het gewigt des ligchaams bij eene anders ontoereikende voeding, alsmede van de ligchaams- en geestkracht, en hebben hoegenaamd geen nadeeligen invloed op het organisme [?! ]. Het tegenovergestelde heeft plaats, wanneer de voeding op zich zelve reeds vol-