Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/107

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
85
VISCH VAN BRAZILIË EN ZIJNE LEVENSWIJZE.

De plaatsing der neusopeningen is dezelfde als bij Trichomycterus en Eremophilus, maar men ziet hier den huiddraad niet, die bij deze geslachten daar geplaatst is. Het eironde oog is naar boven gekeerd en niet klein, zoo als bij de even genoemde geslachten; zijne langste afmeting is grooter dan de afstand tusschen het voorste en achterste neusgat. De lengte van den kop tot aan den achterrand van de kieuwdeksels gaat zevenmaal in de lengte van den geheelen visch. De grootste hoogte van den visch valt omtrent midden tusschen het hoofd en de rugvin, en gaat ongeveer tienmalen in de lengte van het geheele ligchaam. De borstvinnen zijn zeer laag geplaatst, nagenoeg waterpas liggende, gelijk bij Hypostomus en nog meer gelijk bij Callionymus; achter en boven den grond der borstvin wordt eene kleine porie gevonden, die echter bij een der voorwerpen niet kon worden opgespoord. De huid is geheel glad zonder eenig spoor van schubben, en evenmin heb ik eene zijstreep kunnen bespeuren. De visch heeft in verschen toestand geene andere kleur dan de witachtige tint, welke de duidelijk door de dunne huid heenschijnende spieren daaraan geven.

Ik ga thans over tot de bijzondere levenswijs, welke ik meen bij dezen visch gevonden te hebben, en waarom ik het wenschelijk achtte, dat de opmerkzaamheid op hem gevestigd werd. Ik zeg, dat ik deze levenswijs meen gevonden te hebben; want inderdaad het is geene volledige en tot een geheel zamengevoegde waarneming, die ik kan mededeelen; maar daar ik niet kan verwachten, dat ik die waarneming verder kan voortzetten, vertrouw ik in allen gevalle anderen in de gelegenheid te plaatsen om zulks te doen. Wanneer deze waarneming bevestigd wordt, schijnt zij mij toe in verbinding gebragt te kunnen worden met eenige andere berigten, die niet zoo veel opmerking tot zich getrokken hebben, als men zou verwacht hebben, of die ter zijde geschoven zijn, omdat zij in den vorm, waaronder zij voorgedragen waren, minder gemakkelijk in de algemeen heerschende begrippen en voorstellingen konden worden opgenomen.

Men verhaalt algemeen in dat gedeelte van Minas geraes, door hetwelk Rio das Velhas stroomt, dat de grootste visch, die aldaar voorkomt, de dusgenoemde Soroebim (eene nog niet beschrevene soort van