Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/109

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
87
VISCH VAN BRAZILIË EN ZIJNE LEVENSWIJZE.

mij destijds ophield, Lagoa Santa, eene goede belooning uit, zoo zij mij een voorwerp van Soroebim met eenige van zijne jongen in de kieuwholte konden brengen. Op den 27 Februarij 1852 kwam ook eindelijk een visscher met zulk eenen visch, tusschen welks kieuwen, naar zijn zeggen, een kleine jonge visch zoude liggen; en toen ik daarnaar zocht, vond ik werkelijk op de aangewezen plaats een naauwelijks één duim lang vischje, dat reeds dood was, terwijl de Soroebim nog eenige flaauwe teekenen van leven gaf. Intusschen geleek de kleine visch zoo weinig naar den grooteren, dat ik mij daarover verwonderde,- door te vinden dat de oude visch van het mannelijk geslacht was, werd ik nog meer in mijnen twijfel versterkt omtrent de waarheid van het verhaal[1], en daar dezelfde visscher twee dagen later weder eenen mannelijken Soroebim met een jong bragt, hetwelk omtrent drie malen grooter was dan het eerste, maar voor de rest er eveneens uitzag, werd het mij volkomen duidelijk, dat deze twee kleine visschen onmogelijk datgene zijn konden, waarvoor zij werden uitgegeven. Daarentegen kwamen zij mij voor zoo goed te beantwoorden aan het beeld, dat ik in mijn geheugen had van eenen Trichomycterus, dien ik een jaar te voren van Rio das Velhas onder den naam van Cambeja of Bagre molle[2] bekomen had, dat ik zeer natuurlijk op de gedachte kwam, dat de visscher, om het uitgeloofde geld te verdienen, mij jongen van deze Cambeja gebragt en ze voor Soroebim-jongen had uitgegeven. Ik verweet hem ook onbewimpeld zijne handelwijs, en hoezeer ik het niet uit hem halen kon, koesterde ik toch geen den minsten twijfel, dat men mij bedrogen had. In de weinige weken,

  1. Het is waar, dat het, in vele van de gevallen, waar men werkelijk bij visschen eene voorzorg voor de beveiliging van de kuit of van de pas geboren jongen waargenomen heeft, het mannetje was, waarbij dit plaats heeft. Maar op zich zelf is dergelijk eene toedragt eene zoo bijzondere afwijking van eenen algemeenen regel, dat er wel oorzaak was om aan een berigt te gaan twijfelen, welks geloofwaardigheid afhing van een dergelijk verwisselen der rollen van de twee geslachten. Hierbij komt verder, dat de zorg van den mannelijken visch in de meeste, vroeger waargenomen gevallen in verband staat met de kunstige zamenstelling van een nest, maar zulk eene kunstdrift werd aan den Soroebim nooit toegeschreven.
  2. Deze visch was toen reeds met het grootste gedeelte mijner overige verzamelingen naar Europa verzonden, en ik kon alzoo geene dadelijke vergelijking tusschen beiden maken.