Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
88
EENE NIEUWE SOORT VAN SILUROIDE OF WELSACHTIGEN

die ik nog in Lagoa Santa doorbragt, daar ik de terugreis naar Europa moest aannemen, viel er niets voor, 't geen mij in dit opzigt tot andere gedachten brengen kon.

Zoodra ik bij mijne tehuiskomst over boeken beschikken en daarenboven de voorgewende Soroebim-jongen met de Cambeja onmiddellijk vergelijken kon, zag ik aanstonds, dat ik de eerste ten onregte voor jonge voorwerpen van den laatstgenoemden visch had aangezien; zij waren er zelfs als geslacht (genus) van onderscheiden: het zijn deze visschen, welke ik boven beschreven heb.

Daarbij wordt de geheele zaak inmiddels slechts nog meer ingewikkeld en raadselachtig, inzoover de visscher, wanneer hij zich werkelijk aan opzettelijke bedriegerij schuldig gemaakt heeft, daartoe dan eene vischsoort gebezigd zou hebben, die zoo zeldzaam was, dat ik haar buitendien nooit bekomen heb, hoezeer ik de onderscheidene kleine visschen in de wateren rondom Lagoa Santa in groote menigte verzameld heb, eene soort, die ik aldus bijkans gelooven moet dat wel zoo moeijelijk te verkrijgen moet zijn, als de werkelijke jongen van den Soroebim. Toen ik alzoo in 1854 Brazilië andermaal bezocht, was de oplossing van dit raadsel natuurlijkerwijze een van de vraagstukken, die ik mij zelven in het bijzonder opgaf, en kort nadat ik op het eind van November in Lagoa Santa was aangekomen, vond ik daartoe, spoediger dan ik verwacht had, eene bijdrage, op de volgende wijs.

Een persoon uit de omstreken van Lagoa Santa, maar geenszins dezelfde, die mij drie jaren vroeger de eerste kleine visschen gebragt had, kwam op een Zondag in het midden van December naar het dorp om de mis bij te wonen, en bragt een' visch mede, een Soroebim, dien hij, voor dat hij naar de kerk ging, aan een' Franschman verkocht, die een winkel houdt. Toen hij na den afloop der mis weder komt, om zijn geld te ontvangen, en den eigenaar van den winkel bezig vindt met den visch te kerven, vertelt hij, dat er, toen de visch werd opgehaald, binnen in zijn bek vijf jongen geweest waren, waarvan er twee in waren blijven liggen. De kooper zag er nu naar om, en vond ook werkelijk de achtergebleven jongen, en hij had de goedheid, daar hij wist, dat ik er belang in zou stellen, aanstonds tot mij te