Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/111

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
89
VISCH VAN BRAZILIË EN ZIJNE LEVENSWIJZE.

komen en mij die visschen te brengen, terwijl hij mij verhaalde, hoe hij ze bekomen had.

Op den eersten oogopslag zag ik tot mijne groote verrassing, dat het al wederom Cambeja's (Stegophili) waren, die onder den naam van Soroebimjongen gebragt werden. Dat er al weder een bedrog onder schuilen zou, was hoogst onwaarschijnlijk; het was ook naauwelijks denkbaar dan onder de vooronderstelling, dat de persoon, die, den laatsten visch verkocht had, in verband stond met den visscher, die tijdens mijn vorig verblijf, drie jaren vroeger, de twee eerste kleine vischjes gebragt had; want hoe zou men anders verklaren, dat beiden er op gevallen waren om juist denzelfden visch voor een jong van den Soroebim uit te geven, en daarenboven eenen visch, die geene bijzondere overeenkomst met den laatstgenoemden had? Maar zelfs indien het zoo was, zou het toch meest natuurlijk geweest zijn, dat de gemelde persoon zich met zijne jonge vischjes onmiddellijk tot mij gewend, en het niet min of meer op het toeval had laten aankomen, of ze mij in handen vielen of niet; en wilde men ook eene opzettelijke list vooronderstellen om eene mogelijke verdenking te onderdrukken, zoo kon men toch niet wel aannemen, dat de daarin betrokken personen tijd en moeite zouden hebben willen verspillen om mij te bedriegen, ten zij dat bedrog hun eenig voordeel aanbragt. Maar wanneer zulk een bedrog hier had plaats gehad, zou het volstrekt zonder doel geweest zijn, want voor deze laatste Soroebim-jongen werd geene betaling of gevraagd of gegeven, en noch dezelfde man, noch iemand anders kwam later andermaal weder om tegen vergoeding eenige jonge visschen aan te bieden. Er blijft mij derhalve geen andere uitweg over, dan aan te nemen, dat ik den visscher, die mij bij mijn vroeger verblijf te Lagoa Santa de eerste Stegophilen bragt, met mijne verdenking onregt heb aangedaan, dat, met andere woorden, deze kleine visch werkelijk in de kieuwholte van den Soroebim dringt en zich aldaar ophoudt[1], en dat zijn verblijf aldaar, door een, bij het volk ligt verklaarbaar, misverstand, de

  1. Stegophilus is daarom de naam, die door reinhardt aan dit vischgeslacht gegeven is, en die de voorkeur aanduidt, welke deze visch heeft om onder dak (het Grieksche woord στέγη)), d.i. onder het kieuwdeksel, te leven.
    Vert.