Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/122

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
98
STUDIËN OVER BORNEO EN DE DAJAK's

misschien tin, doch vooral koper worden genoemd. Ida pfeiffer wil bij de vrouwen zoodanige koperen lijfgordels hebben gezien, die van 10 tot 20 oude ponden wogen (?), en schwaner verhaalt, dat zoowel de mannen als de vrouwen soms zoozeer met deze ringen zijn bezwaard, dat zij, het ongeluk hebbende van in het water te vallen, zich niet boven kunnen houden, maar moeten verdrinken, hetgeen meermalen plaats greep. Deze leveren alzoo een hoogst ondoelmatigen tooi op voor menschen, die zoo veel gebruik maken van het varen op meren en rivieren. Eene andere der voor dit eiland eigenaardige wijze van ligchaamsversiering, hoezeer ook op vele andere oorden der wereld, doch gewijzigd, in zwang, is:

Het tatoueren.—Dit huid-versiersel is geenzins algemeen bij al de Dajak-stammen. Op de Noord-westkust van Borneo zou het weinig of niet worden gezien, evenmin in het Westen, waar slechts enkele stammen zich nog doen tatoueren. In plaats daarvan schijnen enkelen zich dan de vingertoppen en nagels aan handen en voeten bruin of rood te kleuren. Alle individu's vertoonen het niet evenzeer, noch op gelijke wijze. De mannen zijn veeltijds minder digt en menigvuldig getatoueerd dan de vrouwen, en vele mannen zijn zulks ook niet bij die stammen, waar het overigens in zwang is. Omgekeerd vindt men in andere gedeelten van dit eiland de vrouwen niet, de mannen wel beprikt. Bij sommigen is het ligchaam slechts ten deele er door bedekt, bij anderen geheel, van den hals tot de voeten. Het aangezigt is, met uitzondering van eene enkele plaats, de hoofdslapen, nimmer getatoueerd. Over de figuren hierbij gebruikelijk lees ik slechts weinig, alleen zie ik op de fraaije platen van schwaner, — waarvan één hier eenigzins gewijzigd is wedergegeven[1],—dat daarbij veelvuldig symmetrische spiralen of krullen, in den vorm van arabesken, van loofwerk of andere kromme lijnen, worden verkozen. Ook geeft hij op, dat er onder deze figuren eenige zijn, althans weder bij bepaalde stammen, waaraan eene bijzondere beteekenis wordt gehecht. Zoo b.v. duiden twee onder eenen scherpen hoek elkan-

  1. Zie de bijgevoegde plaat.