Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/125

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
99
OF ZOOGENAAMDE "KOPPENSNELLERS" VAN DIT EILAND.

der snijdende lijnen op de vingers eene meer dan gewone bedrevenheid aan in het bij hen zoo veel geoefend snijden van houtwerk; zoo eene stervormige figuur op de slapen een groot geluk in de liefde; zoo twee spiralen met sterren op de schouders, dat de bezitter daarvan op zijne oorlogstogten reeds hoofden heeft afgeslagen; enz. Voor het overige zijn deze figuren soms zeer eenvoudig, soms ook zeer zamengesteld, doch meest altijd zeer volmaakt en met de grootste naauwkeurigheid bewerkt. Inzonderheid onder de Ot danoms, alsmede onder de Ngadjoes worden sommige personen, vooral Hoofden, met hoogst sierlijk en smaakvol getatoueerde ligchamen, als met borduursels bedekt, aangetroffen, en de kunst van dit werk schijnt op Borneo tot een' ongelooflijken trap van schoonheid en volkomenheid te zijn gebragt. De kleur dezer figuren is zwart, bruin of blaauwachtig. Over de wijze, waarop het tatoueren bij de Dajakkers wordt verrigt, vind ik niets anders vermeld, dan ter loops, dat men als kleurmiddel daartoe gebruik maakt van houtskolenpoeder. Op Papoea wordt het, volgens den Luit. ter zee de bruijn kops, bewerkstelligd door jonge meisjes, die kleine prikjes in de huid maken met behulp van vischgraten en daarna de ligt bloedende gaatjes met roet inwrijven. Daar te lande geschiedt het als een teeken van rouw, verschillende naar den graad van betrekking tot de overledenen. Ingevolge eene bijgevoegde opmerking van pijnappel, in het werk van schwaner, zou het tatoueren in het zuiden van Borneo somtijds slechts gebruikelijk zijn "bij wijze van reiskostuum". Ik maak hieruit op, dat het aldus van een' voorbijgaanden aard kan zijn, iets hetgeen voor eenige jaren, in een vermaard Hoogduitsch regtsgeding,—met betrekking tot de identiteits-bepaling van een zonder hoofd gevonden lijk,—werd betwijfeld, doch reeds toen door casper werd bevestigd. Latere onderzoekingen bij vele oude militairen in het Hotel der Invaliden te Parijs hebben insgelijks doen zien, dat de tatoueer-likteekens met den tijd kunnen verdwijnen.

Woningen.—Steenen huizen worden bij de oorspronkelijke bewoners van Borneo niet aangetroffen. Hoezeer het kalkbranden hier bekend is, voor de sirih-kalk, hebben zij van metselen geen begrip. Houthakkers, timmerlieden, smeden daarentegen zijn ze bij uitnemend-