Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/126

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
100
STUDIËN OVER BORNEO EN DE DAJAK's

heid. In den regel bouwen de beneden-Dajakkers, even als de Maleijers, hunne huizen onmiddellijk aan de rivier-oevers of zelfs midden in de daaraan grenzende moerassen of overstroomde landen, op meer of minder hooge palen, of wel op lange vlotten, welke laatste dit voordeel opleveren, dat zij in de laag-landen de belangrijk verschillende eb en vloed en in de boven-rivier-streken den hoogeren of lageren waterstand van zelve volgen. De verblijven der genoemde stammen in de binnenlanden zijn, b.v. in Westelijk Borneo, soms op en tusschen zware takken van hooge boomen aangebragt en in het Zuid-Oostelijk gebied zag schwaner ze hier en daar verspreid, reeds van uit de verte, even als zwaluw-nesten tegen de steile berg- of rotshellingen gehecht.

Eigenaardig voor geheel Borneo zijn de buitengewoon lange gemeenschappelijke huizen, waarin vele familiën van denzelfden stam bijeenwonen onder één dak. Zoo ontmoette Mevr. pfeiffer er een van minstens 200 R. voeten, schwaner een ander 360 voeten lang, en keppel beschrijft er zelfs een van 600 voeten lengte! Begrijpelijk worden de zoodanige niet zeer ligt, dan alleen na overrompeling, verlaten, of door den vijand verbrand, doch voor het overige zijn zij in hunne verblijfplaatsen hoogst veranderlijk en bewegelijk. Vooral hunne drijvende woningen, maar ook hunne vaste kampongs worden dan, onder veranderde namen, zelfs naar geheel andere streken overgevoerd, eensdeels om aan sterkere vijanden of het innen der hoofdgelden te ontgaan, anderdeels wanneer de omstreken zijn uitgeput, de rijstvelden onvruchtbaar zijn geworden, of wanneer vele der hunnen op die plaatsen zijn gestorven. Hoe zeer door deze menigvuldige verhuizingen juiste volks-tellingen of topographische beschrijvingen daar te lande bemoeijelijkt worden, behoeft geen nader betoog.

Tot bouwstoffen bezigen de Dajak's, naar mate van den meerderen of minderen welstand, vooral eene soort van ijzerhout (Methrosideros vera R.), het hout en de lange bladen van sommige palmen (van de "Nipa"en de "Nibong-palm"), bamboes (dat deels voor of tot latwerk gespleten wordt), "rottan" (van Calamus rotang), boomschors (tot vlechten matwerk), "dinger" (eene zeer duurzame en sterke grassoort), rijststroo, enz. enz. Zoo buiten- als binnen-werks zijn vele houten mate-