Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/165

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
139
OF ZOOGENAAMDE "KOPPENSNELLERS" VAN DIT EILAND.

met lans-steken werd afgemaakt. Op vele plaatsen reeds worden tegenwoordig daarvoor hoenders, varkens of karbouwen verkozen, gedeeltelijk ten gevolge der bovengenoemde invloeden, gedeeltelijk wegens het gestrengelijk verbieden der menschen-offers bij de afhankelijke stammen, dat hier gemakkelijker ingang vond, dewijl daarbij het doel van het offeren, het verkrijgen van bloed, niet behoefde te worden opgegeven. Dit dient dan om zich en hunne betrekkingen in te smeeren, vooral aan het voorhoofd, op de borst, in de maagstreek, onder velerlei ceremonieel en wederzijdsche gelukwenschingen of bezweringen der kwade geesten. Schwaner was daarvan meer dan eens getuige, moest zich deze insmering laten welgevallen en ze aan de hoofden der Dajaksche familiën, die hem gastvrijheid verleenden, wederkeerig verrigten. Voor het koppen-snellen intusschen bestaat er geen dergelijk betrekkelijk onschuldig vervangmiddel; van daar dan ook dat alle reizigers en ons bekende schrijvers daarvan nog altijd melding blijven maken, terwijl zelfs daar, waar het niet meer in zwang is, toch de oude schedels nog zorgvuldig bewaard worden en ten toon gesteld. Schwaner zag meermalen versch afgehouwen hoofden op de vroeger beschreven pantars, en in het stroomgebied van den Katingan (?) vond hij, voor de woning van een inlandsch Hoofd, eens eene groote mand vol met blijkbaar kortelings gesnelde hoofden van de bewoners van een' vijandelijken kampong. Ida pfeiffer werd bij het binnentreden van een groot Dajaksch huis eens diep getroffen door het zien van 30 opgehangene schedels, aan elkaar geregen bij wijze van eene guirlande, en een andermaal werd haar als eereplaats een nachtleger aangewezen nevens een pas buit gemaakt doodshoofd. Brooke en keppel willen er onder anderen bij de zeeroovers aan de Sareboes-rivier, soms tot 100, ja zelfs tot "honderden" (?) bij elkander hebben gezien, zoowel oude, als versche. Croockewit, groll en van lynden getuigen insgelijks vele oude en enkele pas afgeslagene hoofden te hebben gezien. Behalve op de reeds genoemde staken of ook op de begraafplaatsen, treft men ze het menigvuldigst aan in het groote middenvertrek van de woning der opperhoofden, in de openbare raadhuizen, in de "balie-balie's" voor reizigers en vreemdelingen, in de wachthuisjes der jongelingen, tot zelfs in de