Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
153
DE VERHOUDINGEN DER BEVOLKING VAN ITALIË.

zakelijk ligt in het zwak bevolkte eiland Sardinië, daar het vasteland nagenoeg dezelfde verhouding aantoont, als zelfs Schotland (1960), of Spanje (1660), of de staat New-York (1602). Daarentegen is het Lombardisch- Venetiaansche gebied bijna even digt bewoond als Engeland (6535), of de Badensche Mittelrhein-kreitz (6235), en heeft Modena dezelfde betrekkelijke bevolking als de kleine Midden-Duitsche staten b.v. Saksen-Altenburg (5499). Monaco en San Marino bevinden zich in eene dergelijke verhouding als de Duitsche vrije steden; zij bestaan hoofdzakelijk uit eene stad, die slechts door een klein landgebied omgeven is; daarom kan men Monaco bijna met Bremen (19,214), San Marino met Lubeck (7315) vergelijken. Zulk eene hoogte als in Saksen (7501) of in België (8462) bereikt de bevolking in geen der Italiaansche staten.

Ten aanzien van den invloed, dien de groote steden (namelijk die van 10,000 inwoners en meer) op de bevolking des lands uitoefenen, kunnen de medegedeelde opgaven inlichting verschaffen. In dit opzigt staat het eiland Sicilië bovenaan, Corsica daarentegen het laagst.

Even als overal, heeft in Italië het vlakke land eene digtere bevolking dan het bergachtige, doch eigenaardige natuurlijke voorwaarden brengen in dit opzigt aanmerkelijke uitzonderingen te weeg. De vlakke kuststreken van Toskane en van den Kerkelijken Staat tellen naauwelijks meer inwoners dan de daartegenover liggende bergstreken van Sardinië en Corsica. De moerassige en zandige Toskaansche Maremmen en de Romeinsche Campagna, het moerassige boschland aan den mond des Tibers, de Pontinische moerassen, die het geheele zuidelijke vierde gedeelte van het Romeinsche kustland beslaan, de vlakte van Apulië aan de Adriatische zijde van het koningrijk Napels, de aan lagunen en moerassen rijke Romagna en Venetiaansche kust bevatten, schoon vlak land, slechts betrekkelijk weinig inwoners, namelijk 600 tot 1800 op de vierkante geographische mijl.

De vlakte, welke door de Po wordt doorsneden, wordt door zijnen vetten alluviaal-bodem bewaterd door een groot aantal rivieren en door tallooze kanalen, die met elkander het volkomenste bewateringstoestel uitmaken, tot eene der rijkste landstreken van Europa gemaakt. De weelderige tarwe- en maisvelden, met moerbezieboomen en olmen beplant, om welke zich de wijnstok omhoog windt, verschaffen aan het