Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/204

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
178
OVER DE NOORDPOOLREIZEN IN DE LAATSTE JAREN.

verloor in vele gevallen zijne taaiheid en tegenstand biedende kracht. Rondom eenige groote ijsheuvels begonnen zich waterplassen te verzamelen. Als men ijsblokken uitzaagde, zag men somtijds, dat hunne massas door loodregte lijnen in prismas gedeeld waren, die, evenals bazaltzuilen geordend, door de geheele dikte van de ijsschol henen liepen.

Het indringen van zoutwater door en in de haarfijne poriën van het ijs moest wel medewerken tot vernieling van de oorspronkelijke ijsstructuur. Overal waar zich op het ijs uit de door de zonnewarmte gedooide sneeuw waterplassen vormden en waar zich tevens deze prismatische ijsstructuur vertoonde, ging het werk der verwoesting met ongemeene snelheid voort.

Daar de hellingen der ijsheuvels hunne vlakte meer loodregt aan de zonnestralen voorhielden, vertoonden zich hier ook het eerst de sporen van ontdooijing. Gelijk die heuvelrijen vroeger als verbindingsranden dienden, als vaste ribben van het ijseiland, zoo werden ze nu ook de lijnen, bij welke de ijsvelden zich het gemakkelijkst van elkander scheiden. Hieruit laat zich verklaren, dat zulk een ijsveld door de inwerking van winden en stroomingen of door het aanstooten tegen vooruit springende kusten zoo gemakkelijk en spoedig in stukken wordt geslagen. In zeer korten tijd wordt het groote ijsvlot, het produkt van eene negenmaandsche vorst, aan het water teruggegeven, zonder dat het eigenlijke dooijen als de hoofdoorzaak daarvan te beschouwen is.

Den 3den Junij zag men van den top van een ijsheuvel in de verte weder de golven rollen. Den 5den brak het ijs los. Binnen tien minuten was de geheele ijsvlakte, zoover men zien kon, van onregelmatige, in alle rigtingen loopende scheuren doortrokken. Sommige scheuren waren al spoedig 20 schreden breed. De oorzaak van dit plotseling opbreken van het ijs was de van het oosten komende zeestroom. Het was alsof de vaste vlakte, die maanden lang onbewegelijk als de rotsachtige kust was geweest, eensklaps de eigenschap van eene vloeistof had aangenomen, die zich ophief en weder daalde, zooals de golven op en nedergaan.

In het eerst zat een der schepen nog vast aan een ijsklomp van 22 schreden lengte en 14 schreden breedte. Hij droeg het schip als