Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
3
DE HARING.

Het bewijs voor zijne noordelijke afkomst vindt men hierin, dat de haring in de noordelijke streken grooter en beter ontwikkeld is dan in de zuidelijke, waar hij veel kleiner is. Zeer zelden wordt hij meer zuidelijk dan de golf van Gasconje aangetroffen, en te la Rochelle is hij eene groote bijzonderheid. In de Middellandsche zee vindt men den haring niet; die visschen, welke daarvoor gehouden geworden zijn, blijken niets anders dan stamgenooten te zijn: sprotten, elften, sardijnen enz. Door deze laatsten evenwel zijn vele ichthyologen op het dwaalspoor gebragt. 't Zou ons hier te ver voeren, als wij al de onderscheidene gevoelens der oude natuurkundigen wilden opsommen en bewijzen wilden, dat de echte haring, de Clupea harengus van linnaeus, nimmer in die zee gevonden is; genoeg zij het, dat rondelet de eerste is geweest, welke die verschillende soorten van Clupeoïdes naauwkeurig van elkander heeft onderscheiden. In alle Faunae van het noorden wordt de haring vermeld: linnaeus, müller, fabricius, low, pontoppidan, pennant, couch enz. beschrijven hem meer of min naauwkeurig in hunne onderscheidene werken, bij de visschen door hen waargenomen. Bijna al die natuurbeschrijvers en vele reizigers zeggen, dat de haring in even grooten getale op de kusten van Noord-Amerika, als op die van noordelijk Europa wordt aangetroffen, en anderson beweert, dat als de haringen op hunnen togt zuidwaarts tot bij IJsland gekomen zijn, zij zich daar in twee afdeelingen splitsen, waarvan de eene naar Amerika oversteekt. Als dit waar was, zouden beide scholen bijna ten zelfden tijde zich aan de kusten der beide werelddeelen moeten vertoonen, en echter is daarin een groot verschil: in de baai van Chesapeake vindt men den haring reeds in Maart en April, terwijl hij in die maanden niet op de Europesche kusten gevonden wordt. Het is dan ook door goede nasporingen gebleken, dat de Amerikaansche haring eene andere soort dan de onze is.

Men verzekert vrij algemeen, dat de haring terstond sterft, als hij uit het water genomen wordt, en zelfs zoo schielijk, dat, al werpt men hem oogenblikkelijk uit het net weder in zee, hij toch reeds opgehouden heeft te leven: de Engelschen hebben door die bijzonderheid zelfs een spreekwoord aangenomen: as dead as a her-