Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/236

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
210
DE TEELT VAN COCHENILLE OP DE KANARISCHE EILANDEN.

Uitvoer van Cochenille uit de Kanarische eilanden:

Tabel betreffende de teelt van Cochenille

Omstreeks de helft dezer Cochenille werd op Teneriffe gewonnen, waar men met deze teelt vroeger dan op de andere Kanarische eilanden begonnen is.

Tot den aanleg van de nopal-plantaadjes gebruikt men tweejarige takken van Opuntia Ficus indica; in het drooge jaargetijde breekt men deze stekken van de moederplant af en legt ze drie tot vier weken in de zon, vóór dat men ze plant, daar de jonge plant anders ligt zoude verrotten [1] . De stekken worden op eenen met zorg toebereiden, diep omgegraven akker, 4 à 6 voet van elkander verwijderd, in rijen geplant; in den beginne hebben zij niet alleen geene bevochtiging noodig, maar deze zoude zelfs schadelijk zijn; later echter is eene matige begieting bij zeer droog weder nuttig. Na verloop van twee jaren is het jonge plantsoen geschikt, om het Cochenille-insekt te ontvangen; de overbrenging daarvan geschiedt als volgt.

Men verzamelt dragtige wijfjes en spreidt deze op vlakke, met linnen bespannen houten ramen op 1 voet lange en ¼ voet breede strooken wit katoen uit, die wederom met gelijke strooken en eene dunne laag wijfjes-insekten bedekt worden. Deze zwangere wijfjes

  1. Iets diergelijks geschiedt ook in onze plantentuinen bij het stekken van Cactussen en diergelijke zeer saprijke planten.