Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
11
DE HARING.

zachte stralen weerkaatst op de gladde ruggen der visschen; door de straalbreking schittert de geheele oppervlakte alsof zij met edelgesteenten bezaaid was, en door het phosphorische licht, hetwelk die millioenen visschen ontwikkelen, en door het daarmede gepaard gaande lichten der zee wordt alles als met eenen fladderenden zilveren sluijer overtogen. In het noorden noemt men dat herring-bliek, Sild-blick, Sild-skier.

Somtijds zwemt de haring zoo, en steekt tevens nu en dan den geheelen kop boven water en hapt naar de lucht. Anderson zegt, dat dit klapperen met de lippen van die duizenden dieren een gedruisch maakt alsof er eene menigte dikke regendruppels op het water vallen. Alle visschers hebben dit dikwijls gehoord; de Engelschen noemen het the play of herrings, het spel der haringen, en de Hollandsche visschers zeggen: de haring maalt. Ook dit verschijnsel heeft vooral in heldere herfstavonden plaats en de geheele zee wordt alsdan met water-bellen overdekt, ofschoon het voor de visschers een teeken is van eene slechte vangst voor den volgenden nacht, omdat de netten dan te hoog gehouden moeten worden. Doch niet alleen verheft hij den rug en den kop, somtijds zelfs springt de haring troepswijze geheel op uit zee; de visschers van Fécamp en Dieppe noemen zulks une volée de harengs: eene vlugt haringen.

Naar het getuigenis van anderson hoort men somtijds in de haringscholen een plotseling geluid, dat het best te vergelijken is bij een pistoolschot. Dit hoort men meestal aan de Schotsche en Engelsche kusten en is daar een teeken, dat er den volgenden morgen geen enkele haring meer te vinden zal zijn: men zegt dan: the herring has cracked, de haring heeft geknapt. De oorzaak van dit geluid is tot heden niet bekend; de Schotsche visschers zeggen, dat de geheele school, als op een gegeven teeken, uit het water opspringt, en zelfs zoo hoog, dat er in de vischschuiten, welke zich toevallig in de nabijheid bevinden, somtijds zooveel nedervallen, dat men er vier of zes vaten mede vullen kan, terwijl de visschen ten zelfden tijde het bovengemelde squaeck zouden doen hooren. Dit verschijnsel wordt niet zelden waargenomen in Loch Broom, Urn, Slapan en andere inhammen der Schotsche kust, en als het gehoord wordt, zijn alle haringen