Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/31

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
13
DE HARING.

welcher daer door ontstaen mochte/ door te comen/ welck gedaen zijnde heeft zich Oostwaerts verre van Stavoren omtrent het Bosch Fluijszen nedergezet. Is deze haring-vangst corts ghebalcht een groot ontweder ende Zeetempeest alsoo dat d'zelve sich opmaekende geheel Driestant bedeckt met zoute wateren / ende meer als zes duizent menschen buijten het vee wechgenomen heeft."

Zonderling is het ook, hoe er zoo in eens zulke ontzettend groote scholen haringen ontstaan, die hunne aanwezigheid aan de visschers door zekere teekenen doen kennen. Vooreerst is het een teeken, dat er eene school zwemt, als de meeuwen en zeezwaluwen dikwijls in zee vallen en onderduiken; ten tweede als er vele schubben van haring aan de zijwanden van de vischschuiten kleven; ten derde, volgens dodd, als de zee bij stil weder gerimpeld wordt, alsof een zachte landwind waaide, en eindelijk die door ons boven reeds gemelde melkachtige vloeistof, wat zij dan ook zijn moge. Zoo willen sommige visschers ook dat het een voorloopig teeken van de komst der haringen zijn zou, als zij eenigen uit zee zien opspringen.

De haring zwemt bij voorkeur, even als vele andere visschen, tegen wind en stroom in. In de Oostzee, waar de stroom somtijds zeer hevig is, heeft Baron alströmer de scholen zien zwemmen zaagsgewijze of, gelijk men het met een scheepswoord zou noemen, laveren, en haar die handeling zes tot acht maal zien herhalen, ten einde niet uit hare eens gekozene rigting af te drijven. Tevens zag hij dat, als er onverwachts een storm opstak, de geheele troep in eens opsprong, dat sommigen in de schuiten neervielen, en allen in een oogenblik spoorloos in de diepte verdwenen, wat veel overeenkomst met het boven gemelde to crack der haringen heeft.

Men kan zich bijna geen denkbeeld vormen van de menigte haringen, die soms in eene rigting zwemmen of eene school vormen; niet zelden zwemmen zij zoo digt aan elkander, dat er velen dood gedrukt worden. Anderson zag, in 1768, de baai van Loch Urn in Schotland, die 12 mijlen lang en 3 en 5 mijlen breed is, opgevuld met haringen: de sterksten dreven de zwakkeren vooruit en geza-