Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/340

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
312
DE BOUWKUNST DER DIEREN.

over zijn werk, om de eene of andere reden, niet voldaan is en het op eene andere plaats op nieuw begint, soms tot twee of drie malen toe. In eenige streken, vooral langs de oevers van groote rivieren, vormen de oeverzwaluwen talrijke koloniën, en wanneer zoo honderden dezer kleine vogeltjes gelijktijdig ijverig bezig zijn om voor hunne toekomstige jongen eene veilige schuilplaats te bouwen, dan levert dit een zeldzaam tooneel van bedrijvigheid, drukte en beweging op, dat den toeschouwer niet alleen met bewondering vervult, maar dat hij zelfs met belangstellende deelneming blijft aanstaren.

Met de oeverzwaluw door de wijze van zijn nest te bouwen verwant, maar daarvan overigens in gedaante, gevederte en levenswijze zeer verschillend is de ijsvogel (Alcedo ispida). Deze vogel, door De ijsvogel
IJsvogel (Alcedo ispida).
zijn schitterend blaauwe met rood en wit gemengde vederen, de fraaiste onder de Europesche vogels, is het onder werp van meer dan één fabelachtig verhaal geweest. Zoo meende men oudtijds, dat het nest van den ijs vogel op het water dreef, en uit de daarvan onder anderen door plutarchus gegeven beschrijving blijkt, dat men de ledige, fraai gevormde schaal van eenen zee-egel (Echinus esculentus) daarvoor aanzag. Bekend is verder de door ovidius in zijne Metamorphosen verhaalde, roerende fabel der huwelijkstrouw van alcyone, dochter van den wind, die zich, toen het lijk van haren gemaal, koning ceyx, na eene schipbreuk, aanspoelde, van eene rots in zee stortte, waarna beiden in ijsvogels veranderd werden.