Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/343

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
HET GILD DER MIJNWERKERS.

bewonenden Callichthys asper, dien men zelfs enkele malen bij het graven van putten in den bodem bedolven heeft gevonden.

Nog opmerkelijker is hetgeen hancock heeft medegedeeld aangaande eenen anderen visch, even als de vorige tot de familie der Meervallen of Siluroiden en desgelijks in Zuid- Amerika te huis

{

Doras costatus
Doras costatus

behoorende, namelijk Doras costatus [1]. Deze visch, die in de sterke stekels, waarmede zijne rug- en buikvinnen gewapend zijn, krachtige middelen tot verdediging en aanval bezit, maakt in eene kleine holte of kuil van den waterkant, die de visch vermoedelijk zelf graaft, een nest, uit bladeren zamengesteld. Daarin legt het wijfje de eijeren als een plat hoopje, die dan weder met bladeren overdekt worden. Het mannetje en het wijfje bewaken vervolgens beurtelings het nest en verdedigen het met moed, totdat er de jongen uitkomen.

Wij zullen later zien, dat dit niet het eenige voorbeeld van nestbouw onder de visschen is.

(Wordt vervolgd).
  1. Valenciennes, Poissons T. XV, p. 208, houdt hem echter voor eene van deze verschillende soort, die hij Doras Hancockii heeft genoemd.