Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/389

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
361
HET METSELAARS-GILD.

Rossi vond eens een wijfje eener verwante soort (Mygale Sauvagesii) met talrijke jongen in zulk eenen gang, die mede van eene deur voorzien was. Hij nam deze deur weg om te zien wat de spin doen zoude. Werkelijk bouwde zij een nieuwe, doch deze bezat geen hengsel, maar was van alle zijden verbonden met het inwendig bekleedsel, zoodat de toegang tijdelijk geheel gesloten was, vermoedelijk tot tijd en wijle, dat de spin, oordeelende dat het gevaar geweken was, dezen weder zoude geopend hebben. Een nieuw bewijs, te voegen bij de andere, die wij reeds gaven, dat de voortbrengselen der kunstdriften van de dieren onder den invloed der omstandigheden gewijzigd worden en dat hun instinkt, hoewel aanvankelijk geheel blind, zich tot een bewustzijn van het verband tusschen oorzaak en gevolg kan ontwikkelen.

 

Waar echter van metselaars onder de dieren sprake is, daar verdienen wel de Termieten de allereerste plaats. Ook zijn er voorzeker weinige onderwerpen uit de natuurlijke geschiedenis van bet dierenrijk zoo merkwaardig, als de levenswijze en vooral het verwonderlijk bouwtalent dezer insekten.

De termieten dragen ook wel den naam van "witte mieren", alhoewel ten onregte, daar zij door hare gedaante slechts eene oppervlakkige gelijkenis met de eigenlijke mieren bezitten, maar in werkelijkheid van deze, zoowel in maaksel als ontwikkelingswijze, zeer verschillen, zoodat beiden zelfs tot onderscheidene orden van insekten worden gebragt, de mieren namelijk tot die der vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de termieten tot die der peesvleugeligen (Neuroptera). In onze Westindische koloniën noemt men de daar voorkomende soort van termieten: "houtluizen", eene benaming, die vooral gegrond is op hare overeenkomst met de kleine, zich snel bewegende diertjes (Psocus pulsatorius), welke hier te lande gewoonlijk met dien naam worden aangeduid en die dan ook werkelijk met de termieten tot dezelfde familie van insekten behooren. Doch, terwijl deze inlandsche houtluizen tamelijk onschuldige diertjes zijn, behooren daarentegen de termieten tot de meest schadelijke, daar zij, eenmaal in de huizen binnengedrongen zijnde, daar al het houtwerk, balken, posten enz.,