Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/394

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
366
DE BOUWKUNST DER DIEREN.

hebben echter nog onderscheidene gedaanten. Zoo zijn er, die uit eene kolom van boven met een kegelvormig dak gedekt bestaan, zoodat zij op paddestoelen gelijken; anderen hebben den meer eenvoudigen vorm van een bolsegment, nog anderen vertoonen zich als spits toeloopende heuvels, ongeveer in de gedaante van een suikerbrood, met een grooter of kleiner getal torentjes op de zijden, zoodat de reizigers hen met kleine Gothische gebouwen vergelijken.

Die der beide laatstgenoemde vormen worden het grootst, en gewoonlijk bevinden zich op eene plek een groot aantal bijeen, die soms op regelmatige rijen staan[1], zoodat zulk eene groep op eenigen afstand gelijkt op een dorp van inlanders, wier woningen in uitwendige gedaante daarmede, althans in sommige streken, vrij wel overeen komen. Het is geenszins eene zeldzaamheid termieten-gebouwen aan te treffen van twaalf, vijftien, twintig voeten hoogte, ja barth[2] zag er in het rijk Baghirmi van 30 tot 40 voeten hoogte en 200 voeten in omtrek, grooter derhalve dan menig uit verscheidene kamers bestaand huis in onze steden. Wanneer wij nu bedenken, hoe klein de insekten zijn, die door hunne vereenigde werkzaamheid deze gebouwen tot stand brengen, dan hebben wij wel regt daarbij met verbazing stil te staan. Indien wij, bij de vergelijking van dezen met die, welke door menschen gebouwd zijn, uitgaan van den eenigen billijken maatstaf, namelijk de betrekkelijke ligchaamsgrootte, dan winnen het de termieten verre van hen, die zich de heeren der schepping noemen. Eene eenvoudige rekening leert, dat om de zoo even genoemde grootte van eene enkele termieten-woning te evenaren, door menschen meer dan 800,000 Utrechtsche Domtorens zouden moeten worden gebouwd[3], en

  1. Barth, 1. c. IV, p. 171.
  2. L. c. III, p. 320.
  3. De Utrechtsche Domtoren heeft, tot aan het begin van de korte spits eene hoogte van 100 Ned. ellen; aan den grond is hij 17,5 el in het vierkant breed en dik. Men kan dus, veronderstellende, dat hij geheel uit eene vaste steenmassa bestond, zijnen kubieken inhoud op omstreeks 30,000 kubieke ellen schatten. Blijkens het in den tekst gezegde komen er onder de termieten-heuvels voor, welker inhoud 1000 en meer kub. ellen bedraagt. De verhouding tusschen deze en den Domtoren is dus als 1: 30. Nu echter weegt, volgens smeathman (Phil. transaet, p. 163) een arbeider onder de termieten slechts 1/25 grein (2,6 milligr.), terwijl het gemiddelde gewigt van een man meer dan 1,000,000 greinen (iets meer dan 65 Ned. ponden) bedraagt. Derhalve zijn er meer dan 25 millioenen termieten-arbeiders noodig om