Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/418

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
4
ALBUM DER NATUUR.

geperst, dat vol levende wezens was, namelijk vier soorten van Raderdiertjes, waaronder er waren met eijeren in hun binnenste, en verschillende Diatomeën-soorten. (Monatsber. d. Berl. Akad. 1858, p. 164).

 

Over den klanktint der vokalen.—Over hetgeen eigenlijk den aard van het geluid bij een toon bepaalt, datgene wat b.v. bij volkomen gelijke toonhoogte toch het geluid der verschillende muzijkinstrumenten zoo duidelijk voor ons oor verschillend maakt, wat de Franschen le timbre noemen en hier door klanktint[1] wordt aangeduid, heeft tot in den laatsten tijd zooveel onzekerheid geheerscht, dat men tot in de nieuwste leerboeken der natuurkunde daarvan nog geene bepaalde verklaring gegeven vindt. In de laatste jaren is men echter vrij algemeen tot de overtuiging geraakt, dat die tint afhangt van den vorm der golven, die door het toongevend ligchaam in de lucht worden opgewekt en zich in deze voortplanten. Een volkomen enkelvoudige toon wordt namelijk voortgebragt door golvingen, waarbij de luchtdeeltjes zich bewegen als het slingergewigt van eenen eenvoudigen slinger, namelijk met eerst toe- en dan weder afnemende snelheid, maar regtlijnig, heen en weder. In werkelijkheid is echter genoegzaam nooit de beweging dier luchtdeeltjes zoo eenvoudig, maar integendeel uiterst zamengesteld; zij komen wel, in den tijd, die de hoogte van den daardoor hoorbaren grondtoon bepaalt, van het eene uiteinde der bovengenoemde regtlijnige baan tot het andere, maar volbrengen daarbij nog een aantal andere bewegingen, die veelal ook voor het oor bemerkbaar zijn door de harmonische hoogere toonen, welke nevens den grondtoon, meer of minder sterk, worden gehoord. Van deze neventoonen nu, van hun aantal, van hunne hoogte en betrekkelijke sterkte, hangt hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend, de klanktint van den toon af.

Prof. helmholtz (Poggendorff's Annalen, CVIII, pag. 280) heeft hiervoor, voor zoover ons bekend is, het eerst een synthetisch bewijs geleverd door zijne proefnemingen met willekeurig zamengestelde toonen. Hij had reeds vroeger aangetoond, dat men, om van eene trillende stemvork een zuiver enkelvoudigen toon te verkrijgen, deze, op een niet veerkrachtig en dus niet medetrillend voetstuk geplaatst, in de nabijheid moest brengen van eene savartsche buis,

  1. Klangfarbe zegt helmholtz. Klankkleur zou dus eene meer letterlijke vertaling zijn; maar de onwelluidendheid van dit woord heeft mij aan het hierboven genoemde de voorkeur doen geven.