Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/440

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
26
ALBUM DER NATUUR.

steeds nagenoeg op denzelfden tijd, namelijk van 10¼ tot 11¼ uur. Het lichten viel het best in het oog, wanneer men naar de geheele groep planten en niet naar eene enkele bloem zag. (l'Institut, No. 1356, p. 424).

 

Yaks als Europesche huisdieren.—De Fransche Société d'acclimatation had aan de Sociétè zoölogique des Alpes eene kudde Yaks toevertrouwd, ten einde te beproeven deze dieren in bergachtige streken te acclimatiseren. Deze dieren werden diensvolgens gebragt in de stallen van het museum van natuurlijke historie te Grenoble, om er den winter van 1858 door te brengen. Van deze gelegenheid heeft men gebruik gemaakt, om eenige proeven te nemen met de melk der Yaks. Deze melk is zeer dik, zoo zelfs dat zij, koud geworden, op room gelijkt. Zij heeft een zeer fijnen smaak, zonder eenigen onaangenamen bijsmaak, gelijk aan sommige soorten van melk, b.v. die van geiten, eigen is. Aan zich zelve overgelaten kan zij gedurende eenen dubbel zoo langen tijd dan koemelk bewaard worden, zonder zuur te worden. De boter van de melk der Yaks is overvloedig en beter dan die van gewone melk; 1 kan gaf 55 grammen boter, terwijl die van eene koe, onder gelijke omstandigheden geplaatst, slechts 52 grammen gaf. Ook de uit de melk der Yaks bereide kaas is uitmuntend. (l'Institut. no. 1356, p. 424).

 

Een nieuwe voorwereldlijke Reuzensalamander.—Onlangs is door herm. v. meijer eene nieuwe soort beschreven van hetzelfde geslacht (Andrias, Cryptobranchus), waartoe de bekende Reuzensalamander van Oeningen en de nog in Japan levende behooren. Het voorwerp, waarnaar de beschrijving gemaakt is, is gevonden in eene bruinkolenlaag te Rott in het Zevengebergte. V. meijer heeft het Andrias Tschuddii genoemd. Het merkwaardigste dezer vondst is, dat de nieuwe soort als het ware een middenvorm daarstelt tusschen de beide reeds bekende, de uitgestorvene en de nog levende soort (Palaeontographica, VIl. 2.)

 

Invloed der zon op het aardmagnetisme.—Aan eenen brief van Generaal e. sabine aan Dr. p.a. bergsma en door laatstgenoemden in uittreksel medegedeeld aan de Natuurkundige afdeeling der Konink. Akademie in hare Vergadering van den 28 Januarij jl. ontleenen wij de volgende opmerkelijke waarneming, die op nieuw strekt ter bevestiging des invloeds, welke de zon op de magnetische variatiën uitoefent, en zich daardoor aansluit aan de waarnemingen van wolff, in verband met die van lamont, omtrent de verhouding der laatsten tot het getal der zonnevlekken.

"Onlangs hadden wij een zeer belangrijk geval van gelijktijdige verandering