Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
27
OUDERDOM VAN HET MENSCHELIJK GESLACHT OP AARDE.

in een jaar. Is dan deze aanvoer steeds dezelfde geweest, dan zouden er nagenoeg 70.000 jaren noodig geweest zijn, om rekenschap te geven van het aandeel, dat de Rijn aan de vorming van dit deel onzes bodems gehad heeft. En dit cijfer is vermoedelijk eer te laag dan te hoog te achten, eensdeels dewijl de kleigronden in verscheidene andere gedeelten van ons Vaderland mede denzelfden oorsprong hebben gehad, anderdeels omdat ons Vaderland in vroegere tijden eene merkelijk grootere uitgebreidheid bezat.

Op eene min of meer overeenkomstige wijze laat zich het bedrag van tijdruimten begrooten, die tot het ontstaan van andere vormingen vereischt werden. Zoo b.v. laat zich uit de omkorsting van opschriften, die gevonden worden op de stalaktieten in de Adelsberger grot, berekenen, dat deze zuilen, die thans twaalf tot twintig voeten dikte hebben, 77.000 tot 128.000 jaren oud moeten zijn. Voor de uit koraalmassa opgebouwde riffen levert de snelheid, waarmede thans nog het rif aangroeit, eenen maatstaf op. Zoo besluit agassiz daaruit, dat het schiereiland Florida, hetwelk geheel uit aan elkander gevoegde koraalriffen bestaat, minstens 200.000 jaren voor zijne opbouwing heeft gevorderd.

Wederom eenen anderen maatstaf levert de groei van planten. Vooral zijn het dicotyledone boomen, welke in hunne houtringen als het ware de jaartallen hebben opgeteekend. In Louisiana heeft men bij diepe boringen tot tien boven elkander liggende, ondergezonken bosschen gevonden. Deze bosschen bestonden grootendeels uit Cypressen; sommige dezer boomen hadden eenen doormeter van tien voeten, en, daar men 95 tot 120 jaarringen op elken E. duim telde, zoo zoude één zoodanige boom 5700 jaren oud zijn. En daar nu vele generaties van zulke boomen op elkander gevolgd zijn, zoo besluit dowler uit hun gevonden aantal, dat hun gezamenlijke ouderdom 158.400 jaren bedraagt. In het vierde dezer ondergezonken bosschen werd, onder de wortelen van eene Cypres, het geraamte van eenen mensen ontdekt, waarvan de schedel den typischen vorm van het Amerikaansche ras vertoonde. Volgens dowler's schatting zoude dit geraamte 57.600 jaren oud zijn.

Nu zouden er tegen de juistheid der gronden, waarop deze schatting berust, wel eenige bedenkingen te maken zijn, doch aan de an-