Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/463

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

 

 

Zoetwaterschelpen in steenkolenterrein.- In weerwil dat de steenkolenplanten landplanten waren, behoort het vinden van overblijfselen van land- en zoetwaterdieren in dit terrein tot de groote zeldzaamheden. Van des te meer gewigt zijn de weinige daartoe betrekkelijke feiten. Als zoodanig verdient hier vermeld te worden hetgeen onlangs de heer r. ludwig aan het Geologisch Instituut te Weenen mededeelde. Zij betreffen het steenkolen-terrein van Westphalen. In de onderste lagen van dit terrein, ofschoon in zee gevormd, is eene zoetwaterschelp (Anodonta minima) daarin gevonden. In de onderste daarop rustende eigenlijk gezegde steenkolenbeddingen komt eene andere soort voor: Cyrena (Cyclas) rostrata; in de middelste lagen: Unio scenniformis, Anodonta lucida, Dreissena Fedmanni; hiervan worden de eerste en de derde ook in de bovenste lagen aangetroffen, met nog twee andere soorten: Anodonta procera en Dreissena laciniata.

Hg. 
 

Overblijfselen van Walvischachtige dieren, gevonden bij st nicolaas in België.—Deze fossielen werden aangetroffen op eene diepte van 45 met., in een groenachtig grijs zand, behoorende tot de Antwerpensche crag (système scaldisien van dumont). Van beneden heeft er in de vergadering der Belgische Akademie, den 5den Nov. j.l., eene uitvoerige beschrijving van gegeven, waaruit blijkt, dat het groote meerendeel der gevonden beenderen behoord heeft aan negen individu's, waaronder echter nog drie verschillende soorten te herkennen zijn. In verscheidene opzigten naderden deze dieren tot het tegenwoordig levend geslacht Balaenoptera, doch zij verschilden er van door eenen betrekkelijk langeren en gevolgelijk meer beweeglijken hals. Het is om deze reden, dat v. b. hen tot een nieuw geslacht heeft verheven, waaraan hij den naam van Plesiocetus heeft gegeven.

Hg.