Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
29
OUDERDOM VAN HET MENSCHELIJK GESLACHT OP AARDE.

het dal van Kustritz. Vijf menschelijke kiezen werden, volgens het getuigenis van jäger, kurr en van quenstedt, die het geval onderzochten, gevonden in rotsspleten van de Wurtembergsche Alb en wel in denzelfden fossilen toestand als de terzelfder plaatse voorkomende overblijfselen van Hippotherium, Tapir en Mastodon. Merkwaardig is ook het vinden van een onder uitgeworpen lava bedolven menschelijk geraamte te Denise bij le Puy in Auvergne, vooreerst omdat het bewijst, dat er in Frankrijk reeds menschen woonden, toen de daar aanwezige vulkanen nog in volle werking waren, maar ook dewijl het van gelijken ouderdom schijnt te zijn als de aan de andere zijde des bergs mede onder dergelijke lava bedolven liggende overblijfselen van voorwereldlijke olifanten, herten, runderen enz.

Ook in Amerika zijn reeds herhaaldelijk menschelijke beenderen in gezelschap gevonden van die van dieren, welke in de diluviale periode leefden. Zoo werd bij Natchez in eene laag blaauwe leem, twee voeten onder de geraamten van Megalonyx en van andere uitgestorven zoogdieren, een menschelijk heupbeen gevonden. Doch terwijl dit geval minder bewijzend is, omdat, gelijk lyell heeft aangetoond, daarvan door eene plaats gehad hebbende aardstorting kan worden rekenschap gegeven, zoo kan men daarentegen meer bewijskracht toekennen aan de door lund op zijne reis in Brazilië gevonden menschenbeenderen in grotten, te midden van beenderen van Platonyx, Chlamydotherium, Megatherium enz. Daaronder trof hij eenmaal een schedel aan, waarin de Amerikaansche tijpus niet te miskennen was, en welke even zoo versteend en met ijzeroxyd doortrokken, evenzoo metaalglanzend op de breuk was, als de beenderen der reusachtige Edentaten, te midden waarvan hij bedolven lag.

Hierbij nu kan men voegen: het vinden van voorwerpen, die duidelijk voortbrengselen van menschelijke kunstvlijt zijn, zij het dan ook dat deze nog op eenen zeer lagen trap stond. Horner ontdekte bij eene putboring in Egypte, op eene diepte, welke, volgens de bekende toeneming van de hoogte des bodems door het overvloeijend Nijlslib, tot een ouderdom van 13,500 jaren doet besluiten, een potscherf. Maar talrijk vooral zijn de uit steen, vooral vuursteen, vervaardigde voorwerpen, bijlen, beitels, speer- en pijlspitsen, die in vele der reeds boven-