de ademhalingsverrigting, altijd onder voorwaarde, dat zij eene zekere weekheid behouden. De volgende proef is hier van veel beteekenis. Wanneer B. de schubben of zelfs de geheele hagedis in water dompelde, zag hij de in de schubben bevatte lucht ontsnappen en door water in zeer korten tijd vervangen worden. Wanneer hij achtereenvolgend vochten bezigde, die door zich te verbinden praecipilaten van eene heldere kleur vormden, b.v. prussias potassae en een ijzerzout, of bichromas potassae en acetas plumbi, zag hij de kanalen en al de luchthoudende ruimten der schubben te voorschijn komen met de donker blaauwe kleur van het prussias ferri of de schoone helder gele kleur van chromas plumbi. Er blijft dus geen twijfel over aangaande de groote doordringbaarhetd der schubben door de lucht en het gemak, waarmede lucht en water daar binnen treden. B. heeft daarenboven de zekerheid verkregen, dat de graad van volkomenheid van den bouw der huid, en het vermogen om lucht in zich op te nemen verschillend zijn bij de verschillende soorten van Saurii,—dat dit verschil in volmaakte overeenstemming is met de physiologische voorwaarden van hun bestaan, en in omgekeerde rede staat tot de capaciteit der longen of den hoogeren of lageren trap van volkomenheid der eigenlijk gezegde respiratie-organen,—en komt tot het besluit: "dat uit al de aangevoerde feiten te zamen genomen blijkt, dat hoe lager de reptilen staan, hun huid te hooger beteekenis als respiratie-orgaan verkrijgt; dat, hoe meer de eigenlijke ademhalings-organen zich volmaken, de rol der huidbekleedselen des te minder belangrijk wordt. Zoo kan voortaan de juiste kennis van de levenswijze van den een of anderen Saurier voldoende zijn om zeer nabij de betrekkelijke ontwikkeling zijner longen en van zijn huidstelsel te bepalen. Zoo zal ook het onderzoek van het huidstelsel veroorloven een vrij juist oordeel te vellen over den graad van volkomenheid, dien de longen moeten bezitten, terwijl de kennis dier organen een goed denkbeeld zal geven van de voorwaarden, onder welke zulk een reptiel moet leven.
Over dieren, die eene naar muskus riekende stof afscheiden.—De stoffen, die men om haar eigenaardigen reuk onder den algemeenen naam van muskus vereenigt, worden bij in de lucht ademende dieren van de meest verschillende klassen aangetroffen. Hare afscheiding staat meestal met de voorttelingsverrigtingen in verband, en de klieren, waardoor zij worden afgescheiden, zijn doorgaans in de nabijheid der teeldeelen geplaatst, terwijl daarbij in verre de meeste gevallen die afscheiding óf bij uitsluiting óf in veel hoogere mate bij de mannelijke dieren wordt aangetroffen en bij de wijfjes ontbreekt of van minder beteekenis is.—De groote Aziatische vleermuizen van het geslacht