Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/494

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
80
ALBUM DER NATUUR.

zondere kanalen opgenomen, en in de lymphavaten geleid worden, waardoor zij ten slotte in het bloed komen om op eene nog nader te onderzoeken wijze in roode bloedligchaampjes te worden veranderd. Het eigenlijke centraalkanaal, d.i. het naauwe, verschillende kwabjes verbindende kanaal, gaat, voor zoo ver ik zien kan, nergens eene directe verbinding met de lymphavaten aan; de omstandigheid, dat de opvulling van de centrale ruimte van enkele acini met injectiestof zich niet noodzakelijk door het centraalkanaal voortplant, loont aan, dat de beteekenis daarvan als gemeenschapskanaal tusschen verscheidene kwabjes slechts van ondergeschikten aard is, zooals dan ook mijns bedunkens dit gansche deel slechts gewigt voor de ontwikkelingsgeschiedenis bezit." (Froriep's, Notizen 1860, II Bd., S. 196).

 

Voeding met bloed.—In eene mededeeling aangaande de oorspronkelijke en de Arabische stammen van het Egyptische Soudan, bevestigt de heer péney de bewering van Dr. steinroth, dat verschillende Afrikaansche stammen hun vee aan periodische aderlatingen onderwerpen en het aldus verkregen bloed tot voedsel gebruiken. P. heeft die gewoonte gevonden bij een negerstam aan een stroom, die zich in den Sobath uitstort. De aderlatingen geschieden om de zeven of acht dagen en benadeelen het dier niet; het bloed wordt raauw of gekookt, alleen of met melk gebruikt. (Cosmos 27 Juill. 1860, pag. 143).

 

Negers met staarten.—In diezelfde mededeeling ontkent péney volstrektelijk het bestaan van menschen met staartvormig uitstekend stuitbeen. Sommige stammen hechten onder aan den rug een dierenstaart, die, van verre gezien, schijnt te behooren aan het individu, dat hem draagt. Dit kan tot het sprookje van negers met staarten aanleiding hebben gegeven. (Cosmos ib., pag. 144).

 

Huid der reptilen.—In de zitting van 13 Aug. jl. der Académie des Sciences, leest e. blanchard eene beknopte uiteenzetting van zijne anatomische en physiologische onderzoekingen over de huid der kruipende dieren. W. edwards had het eerst bij de hagedissen eene ademhaling door de huid aangetoond, die des te vreemder scheen, omdat de schubben der huid zulk eene verrigting onwaarschijnlijk schenen te maken. Blanchard heeft een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van deze zonderlinge ademhaling en heeft bevonden, dal het maaksel van de schubben der Saurii, de opene en veelvuldig onderling anastomoserende kanalen, die door deze schubben loopen, de ledige ruimten, die men er in aantreft, ze ten hoogste geschikt maken om eene rol te spelen bij