Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/502

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
88
ALBUM DER NATUUR.

rijke verschillen. De lichtstralen der corona van het een en het andere station gezien komen volstrekt niet overeen, en de protubérances, die zich te Miranda rood vertoonden, waren wit en werden veel grooter gezien te Valencia.

Hetzelfde verschil wat grootte en glans aangaat vindt men ook door vergelijking der berigten van andere waarnemers. Terwijl sommigen de protubérances voor helderder en grooter dan in 1842 houden, verklaren anderen integendeel, dat deze bleeker en flaauwer waren.

Leverrier leidt uit de waarnemingen der zoneclips en uit andere aangaande de betrekkelijke lichtsterkte van verschillende gedeelten der zonneschijf af, dat de tot dusverre op gezag van herschel, arago en anderen aangenomen constitutie der zon niet de ware is. Hij ontkent het bestaan van den dusgenoemden photospheer en van eenen daaronder gelegen wolken-dampkring, maar is van meening, dat de zon een gloeijend vast ligchaam is met een niet lichtenden dampkring, waarvan de plaatselijke ophoopingen de zonnevlekken zouden te weeg brengen. Latere onderzoekingen zullen moeten leeren, in hoeverre deze meening juist is en of met name de gedaante en het geheele maaksel der zonnevlekken zich daardoor verklaren laat.

De waarnemingen der verschijnselen op de oppervlakte van den aardbol gedurende de eklips hebben niets bijzonder merkwaardigs opgeleverd. De grootste verlaging van den thermometer was die op een bergspits buiten Algiers waargenomen, waar deze van 33° C tot 21° daalde. In de stad zelve was die verlaging slechts van 2 à 3°. Er viel daar, even als te Fuenta del Mar bij Santander in Spanje, naar de waarnemingen van lowe, een sterke dauw, op de laatste plaats had het gras het aanzien alsof er regen was gevallen. Bij Algiers baden, naarmate de duisternis merkbaarder werd, de mannen al vuriger en de vrouwen weenden en rukten zich de haren uit. In Spanje lieten mannen en vrouwen zich ter aarde vallen en de kinderen schreeuwden van vrees. De verduistering was dan ook te Fuente del Mar zeer sterk, omdat de lucht zoo bewolkt was, dat er van de verschijnselen aan den hemel niets was waar te nemen. Op andere plaatsen, bij heldere lucht, kon men toen de verduistering totaal was, nog drukwerk lezen. Leverrier doet dit uitkomen om te verklaren, waarom alle waarnemers vergeefs hebben uitgezien naar vulcanus of een zijner makkers, waarvan het bestaan, zegt hij, "ontwijfelbaar is."

Van airy is ons nog niets anders bekend geworden dan een kort berigt, dat hij in zijne waarnemingen wel is geslaagd.