Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/54

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
34
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

gen en niemand onzer lezers, die haar met eerbiedige bewondering aanstaarde, zal in den loop van zijn aardsche leven, tot hoe lang het zich ook moge uitstrekken, haar op nieuw weder aanschouwen.

Maar is het prachtige verschijnsel voor ons oog verdwenen, het heeft blijvende indrukken achtergelaten en wat van meer belang is voor de wetenschap, naauwkeurige en met zorg gedane waarnemingen, ook met behulp der nieuwste en meest volkomene werktuigen in 't werk gesteld, hebben belangrijke bijdragen geleverd om ons eene schrede nader te brengen tot de kennis van den aard en het wezen dezer in zoo vele opzigten nog raadselachtige wereldligchamen.

Het komt mij niet ongepast voor om, nu de waarnemingen der sterrekundigen uit verschillende oorden tot ons zijn gekomen, de aandacht te bepalen bij de verschijnselen, die deze buitengewoon schoone komeet van donati volgens deze waarnemingen hebben opgeleverd, en deze in verband te beschouwen met vroegere waarnemingen van andere kometen, ten einde te kunnen nagaan wat wij thans omtrent den aard en de natuurlijke gesteldheid der kometen kunnen besluiten. Wij willen daartoe eerst nagaan, welke bijzonderheden bij de komeet van donati zijn waargenomen; vervolgens zien, welke overeenkomst er is tusschen deze en de verschijnselen, die andere kometen hebben opgeleverd; om dan te zien wat men daaruit kan besluiten ten opzigte van de natuurlijke gesteldheid en het eigenlijke wezen der kometen.

Wij zullen dan in de eerste plaats ons de komeet van donati weder voor den geest brengen, zoo als wij haar langzamerhand, van eene naauw merkbare nevelstreep tot een prachtig glanzende lichtveder, die zich over een groot deel van het sterrengewelf uitstrekte, hebben zien aangroeijen.

Het was in den avond van den tweeden Junij des jaars 1858, dat de sterrekundige donati te Florence, in den kop van het sterrebeeld de groote Leeuw eene komeet ontdekte, die ook aan den helderen hemel van Italië slechts als een klein zwak lichtend nevelvlekje van 1 à 2 minuten in middellijn met moeite kon gezien worden. Naar hare lichtsterkte kwam zij overeen met eene ster van de 10de of 11de grootte. Van een staart was toen nog geen spoor te ontdekken. Bij volgende waarnemingen bleek het, dat de glans der komeet snel toenam en hieruit, zoowel als uit voorloopig in 't werk gestelde berekeningen, bleek het, dat zij weldra ook voor het ongewa-